15 ECTS credits
410 u studietijd

Aanbieding 1 met studiegidsnummer 6014581FNR voor alle studenten in het 1e en 2e semester met een gespecialiseerd master niveau.

Semester
1e en 2e semester
Inschrijving onder examencontract
Niet mogelijk
Beoordelingsvoet
2e zittijd mogelijk
Ja
Inschrijvingsvereisten
Alvorens men een inschrijving kan nemen voor ‘Probleemoplossend vermogen en vaardigheden in Neurologie deel 1’ moet men ingeschreven of geslaagd zijn voor ‘Aanvullingen in Neurologie deel 1’ en ‘Capita Selecta voor de ziekenhuisarts’
Onderwijstaal
Nederlands
Faculteit
Faculteit Geneeskunde en Farmacie
Verantwoordelijke vakgroep
Observerende klinische wetenschappen
Onderwijsteam
Sebastiaan Engelborghs (titularis)
Onderdelen en contacturen
20 contacturen Hoorcollege
100 contacturen Werkcolleges, practica en oefeningen
150 contacturen Zelfstudie en externe werkvormen
Inhoud

1 Inhoud OLA “Gevalsbespreking” (3 SP):
Tijdens deze sessies worden de praktijkgevallen voorgesteld en in teamverband, eventueel interdisciplinair, besproken. Er zal aandacht worden besteed aan urgenties en diagnostische problemen. De onderwerpen die aan bod zullen komen  zijn deze vanuit de stages en hebben betrekking op de eindtermen zoals gedefinieerd onder ‘medicus’ niveau 2.
2 Inhoud OLA “Patiëntenzorg en medisch-technische vaardigheden (12 SP):
De ASO krijgt de kans om tijdens zijn opleiding een breed aantal domeinen binnen het specialisme te beoefenen. De ASO verwerft tijdens deze stages specifieke kennis en vaardigheden en past deze toe in de praktijk.

Voorkeurstages tijdens de opleiding "neurologie" zijn: 
• opnameafdeling en stroke unit
• consultatieve neurologie, met inbegrip van urgente neurologie en neuro-intensive care
• polikliniek: algemeen en specialistisch (hoofdpijn, epilepsie, beroertezorg, bewegingsstoornissen, geheugenkliniek, multiple sclerose, neuro-oncologie, neuromusculaire aandoeningen).
• Neurofysiologie: EEG, 24hrs EEG, EMG, geëvokeerde potentialen, centrale motore conductie, doppler onderzoek halsvaten en transcraniële vaten.
Optionele stages zijn:
• Kinderneurologie
• Neurochirurgie
• Neuropathologie
• Neuroradiologie
• Interne Geneeskunde
• Psychiatrie

De volgende bijzondere vaardigheden zullen aan bod komen:
• Het zelfstandig aanpakken, stellen van de diagnose en behandelen van de meest frequente ziektebeelden en/of praktijksituaties in de kliniek.
• Het onderzoek van de neurologische patiënt met bewustzijnsstoornis.
• Het stellen van de indicatie, uitvoeren en interpreteren van het resultaat van lumbale puncties.
• Het stellen van de indicatie, het uitvoeren en het beoordelen van het resultaat van neurofysiologische onderzoeken: EEG, EMG, geëvokeerde potentialen, centrale motore conductie, doppler onderzoek hals- en craniële vaten.
• Het uitvoeren van en het interpreteren van een fundusscopie bij de meest voorkomende afwijkingen.
• Het zelfstandig functioneren als verantwoordelijke op de urgentie-eenheid.
• Correct kunnen inschatten wanneer overleg noodzakelijk is met een specialist uit een andere discipline.
• Begeleiden van studenten op niveau 1 opleiding geneesheerspecialist.
• Doelgericht participeren aan wetenschappelijk onderzoek als onderdeel van de masterproef.
• Kennis en inzicht in de evaluatie van de eigen performantie als neuroloog in opleiding
• Het verbeteren van de performantie en efficiëntie van het eigen handelen (als geneesheerspecialist in opleiding) binnen de dienst.

Voornaamste eindtermen van ziektebeelden:
1. SLAAP/ COMA/ HERSENDOOD
Organisatie van normale slaap en slaapstadia. 
Technieken van polysomnografische registratie.
Belangrijkste slaappathologieën en hun behandeling. 
Evaluatie coma stadia (Glasgow Scale). 
Plannen nazicht coma, herkennen etiologieën en strategisch plan verzorging.
Vertrouwd zijn met alle technische en medicolegale aspecten van vaststellen hersendood  en transplantatie wetgeving. 
2. HOOFDPIJN 
Grondige kennis verschillende hoofdpijn types.
Anamnese en diagnostische oriëntatie in hoofdpijnkliniek. 
Indicatiestelling van bijkomende onderzoeken. 
Grondige kennis van behandeling van migraine en andere vormen van hoofdpijn.
Grondige kennis farmacologie van preventieve antimigraine middelen van behandeling van een aanval.
3. PIJNSYNDROMEN 
Semiologie en fysiopathologie van acute en chronische pijnen. 
Neuropathische pijnen bij perifere en centrale letsels. 
Vertrouwd zijn met de schalen voor evaluatie pijn. 
Farmacologie van analgetica met accent op werkingsmechanismen. 
Niet-medicamenteuse behandelingen: TENS, neurochirurgie, fysiotherapie.
Management specifieke syndromen: neoplastische aandoeningen, neuropathische pijnen  en algodystrofie.
4. EPILEPSIE: AANVALLEN EN SYNDROMEN 
Alle types epilepsie crisissen en epilepsie syndromen herkennen een vertrouwd zijn met  de differentiële diagnoses. 
Grondige kennis fysiopathologie van epilepsie aanvallen en van de epileptogenese.
Grondige theoretische en praktische kennis van EEG correlaten..
Grondige kennis verwerven van de farmacologie en farmacokinetiek van anti-epileptica. 
Grondige kennis van werkingsmechanismen van anti-epileptica.
Praktische kennis en ervaring voorschrijven van antiepileptica volgens het type aanval.
Kennis van geneesmiddelen interacties en nevenwerkingen.
Vertrouwd zijn met indicaties chirurgie en nervus vagus stimulatie bij epilepsie. 
5. NEUROVASCULAIRE AANDOENINGEN
Grondige kennis anamnese en neurologisch onderzoek bij cerebrovasculair accident (CVA), ischemisch of hemorrhagisch. 
Grondige kennis indicaties en interpretatie van bijkomende onderzoeken in urgentie. 
Grondige kennis etiologie van het CVA, ischemisch en/of hemorragisch. 
Management van CVA in urgentie. 
Management in urgentie van een transient ischemic attack (TIA).
Management van TIA en CVA op lange termijn (secundaire preventie).
6. NIET-TRAUMATISCHE PATHOLOGIE VAN HET RUGGENMERG en SPINALE WORTELS
Grondige kennis van anatomie, fysiologie en semiologie.
Snelle diagnose van ruggemerg compressie en cauda equina syndroom.
Strategie van de urgente bijkomende onderzoeken met interpretatie RX, CT en MRI. 
Lumbaal punctie uitvoeren en resultaten interpreteren bij wortel en ruggemerg pathologie. 
Indicaties voor (urgente) chirurgie van wortel- en ruggemergpathologie. 
7. ZIEKTEN VAN HET MOTONEURON 
Grondige kennis van de anatomopathologie, fysiopathologische hypotheses, grondige  kennis semiologie. 
Grondige kennis electrofysiologische diagnose voorhoornlijden. 
Diagnose en management amyotrofische lateraal sclerose (ALS). 
Differentieel diagnose ALS en spinale amyotrofieën.
8. ZIEKTEN van het PERIFEER ZENUWSTELSEL 
Grondige kennis semiologie en electrofysiologie van de perifere neuropathie.
Grondige kennis van de voornaamste types perifere neuropathieën: mononeuropathieën, polyneuropathie, mononeuritis multiplex, polyradiculoneuritis.
Bijkomende onderzoeken nodig voor identificatie en etiologie van een neuropathie. 
Symptomatische behandeling van de neuropathie, o.a. van de neuropathische pijnen.
Etiologische behandeling van neuropathieën.
9. ZIEKTEN van SPIEREN en NEUROMUSCULAIRE OVERGANG
Grondige kennis klinische semiologie en klinische electrofysiologie van  spieraandoeningen. 
Grondige kennis klinische semiologie en klinische electrofysiologie van aandoeninfen van de neuromusculaire  eindplaat: myasthenia gravis, Lambert-Eaton syndroom. 
Grondige kennis klinische semiologie en EMG van de spierdystrofieën (Becker,  Duchenne), de myotone syndromen, en de metabole myopathieën.   Grondige kennis van de myositiden.
Bijkomende onderzoeken kennen, nodig om de precieze etiologie van spierziekte te  achterhalen. 
Management kennen van alle spierpathologie en de behandeling van de myasthenie  syndromen.
Management kennen van internistische en endocriene afwijkingen bij Steinert.
10. MULTIPLE SCLEROSE EN NEUROINFLAMMATOIRE ANDOENINGEN VAN HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL
Grondige kennis fysiopathologie, epidemiologie en de hypotheses over etiopathogenese  van multiple sclerose (MS): initiële symptomen, de grote syndromen, de evolutie types.
Grondige kennis diagnostische criteria van MS op basis van MRI criteria, evoked  potentials en CSV analyse technieken. 
Grondige kennis en ervaring in behandelen van opstoten van MS en symptomatische  behandeling van symptomen.
Grondige kennis en ervaring in gebruik immunomodulerende behandelingen. 
Kennis van de varianten van MS en differentiële diagnose met ADEM en Devic syndroom. 
Kennis van indicaties agressievere immunosuppressiva (zoals mitoxantrone).
11. INFECTIEUSE AANDOENINGEN VAN CNS EN MENINGEN 
Diagnose en acute behandeling van meningitis en encephalitis.
Vertrouwd zijn met de neurologische en infectieuze complicaties van HIV/AIDS. 
Diagnosestelling van alle aandoeningen veroorzaakt door prionen.
Differentiële diagnose kennen van niet-infectieuze meningitis.
12. NEURODEGENERATIEVE PATHOLOGIE / DEMENTIES
Een dementie diagnose kunnen stellen in de eerste fase op basis van anamnese, kliniek en  bijkomende onderzoeken.
Vertrouwd zijn met evaluatie schalen cognitieve aantasting. 
Competent zijn in evaluatie van geheugenstoornissen, taalstoornissen, gnostische klachten  dyspraxie. 
Vertrouwd zijn met diagnose en management “mild cognitive impairment”.
Differentieel diagnose dementie/confusio kunnen stellen.
Diagnose kunnen stellen op basis van MRI, SPECT en PET scanning.
Grondige kennis morbus Alzheimer, frontotemporale dementies, vasculaire dementies,  dementie met Lewy bodies.
Symptomatische therapieën kennen van gedragsstoornissen bij dementen.
Ervaring hebben met gebruik van cholinesterase remmers. 
13. PARKINSON SYNDROOM
Bekwaam zijn een klinische diagnose van Parkinson syndroom te stellen.
Bekwaam zijn de differentiële diagnose te stellen tussen idiopathisch Parkinson syndroom  en “Parkinson plus“syndromen. 
Vertrouwd zijn met klinische evolutie van voornaamste Parkinson syndromen.
Interpretatie van bijkomende onderzoeken: NMR, CT, DAT Scan. 
Vertrouwd zijn met anamnese en diagnose van iatrogene Parkinson syndromen. 
Grondige kennis van neurotransmitter biochemie om de basis van de behandeling te  begrijpen. 
14. ABNORMALE BEWEGINGEN 
Grondige kennis van de bijzonderste bewegingsstoornissen:  chorea, myoclonieën, tics, tardieve dyskinesieën, dystonieën, tremor, … 
Thuis zijn in de diagnostische procedure : anamnese, semiologie, bijkomende  onderzoekingen (MRI, electrofysiologie). 
Management van de ziekte van Huntington, van de myoclonieën, tic syndromen, tardieve  dyskinesieën.
Grondige kennis van de primaire en secondaire dystonie syndromen.
Grondige kennis van de verschillende tremoren.
Diagnose en behandeling van Ziekte van Wilson en syndroom van Gilles de la Tourette. 
15. NEURO-ONCOLOGIE 
Algemene kennis van de cancerologie en de bijzonderheden van de ontwikkelingsbiologie  van hersentumoren. 
Kennis van de elementaire neuropathologie en de classificatie van de belangrijkste types  van hersentumoren: gliomen, lymfomen, meningiomen, hypofysaire tumoren en  medullaire tumoren.   Kennis van de natuurlijke evolutie, de topografische vormen en de bijzondere lokalisaties
van gliomen, lymfomen, meningiomen, hypofysaire tumoren en medullaire tumoren. 
Kennis van de bijzondere neurologische complicaties van metastasen (hersenmetastasen,  meningeale invasie, …).
Kennis van de paraneoplastische syndromen met hun fysiopathologie en hun behandeling. 
Kennis van de indicaties van de verschillende bijkomende onderzoekingen voor de  diagnose van hersentumoren en de ruggenmergstumoren: CT, NMR, PET-scan.
Kennis van de indicaties en de complicaties van de chirurgische, radiotherapeutische en  chemotherapeutische behandelingsschema’s. 
16. NEUROMETABOLE PATHOLOGIEËN 
Grondige kennis van de neurologie van diabetisch coma: hypo- en hyperglycemisch coma  en hyperosmolair coma.
Grondige kennis van de centrale complicaties van ionstoornissen, avitaminose (B1  Wernicke encefalopathie), en alcoholisme, hepatische encefalopathie.
Kennis van de bijkomende onderzoekingen die toelaten een diagnose te stellen van de  mitochondriale aandoeningen, peroxysomale aandoeningen en de lysosomiale  aandoeningen.
17. NEUROTOXICOLOGIE 
Herkennen en opsporen van de intoxicaties door zware metalen, solventen, pesticiden,  insecticiden.
Herkennen van intoxicaties: bacteriële en planttoxines (botulisme).
Herkennen van de iatrogene toxische complicaties bij geneesmiddelen: neuroleptica, de  depressie serotonine syndroom, iatrogene myasthenie.
Herkennen van de complicaties van de chemotherapie, radiotherapie en de vaccinaties.
18. NEUROTRAUMATOLOGIE 
Belangrijkste laesies bij schedeltrauma.
Management in urgentie en toezicht op patiënten met schedeltrauma en  bewustzijnsstoornissen. 
Klinische diagnose en radiologische investigaties bij patiënten met acute complicaties van  een schedeltrauma: subduraal hematoom, extraduraal hematoom.
Kennis van de laattijdige complicaties van schedeltrauma: de chronische subduraal  hematoom.
Kennis van de traumatische sequelen op intellectueel vlak: geheugenstoornissen,  cognitieve functiestoornissen, gedragsstoornissen.
Kennis van posttraumatische epilepsie syndromen.
Kennis van de methodes van reëducatie en reïntegratie en medicolegale aspecten van  schedeltrauma. 
19. NEUROPEDIATRIE 
De neuropediatrie is een bijzondere bekwaamheid die volgt op een opleiding neurologie of  pediatrie.
Voor de basisopleiding neuroloog volgen de volgende eindtermen:
- schema van nazicht van een syndroom bij een kind in functie van de leeftijd
- kennis van de neuropediatrische syndromen: ontwikkelingsstoornissen, metabole stoornissen en hereditaire degeneratieve  aandoeningen
- management van de neurologische en neuropsychologische handicap van het kind
20. NEUROGENETICA 
Gebruik van neurogenetisch onderzoek in de diagnostiek van neurologische aandoeningen.
21. FYSISCHE GENEESKUNDE EN NEUROLOGISCHE REVALIDATIE 
De kennis van de theoretische concepten in neurologische revalidatie en meten van  levenskwaliteit, meten van de spasticiteit.. 
Orthopedische percussies van neurologische pathologieën.
Evaluatie en behandeling van spasticiteit.
Evaluatie en behandeling van sfincterstoornissen.
22. NEURO-OFTALMOLOGIE
Kennis van de neuroanatomie en neurofysiologie van de visus en de oogbewegingen. Kliniek van de visus- en oogbewegingsstoornissen.  Onderzoeksmethoden in de neurooftalmologie.
23. NEURO-UROLOGIE
Kennis van de neuroanatomie en neurofysiologie van de urinewegen en de blaasfunctie. Kliniek van de stoornissen van urinewegen en blaas.
Onderzoeksmethoden in de neuro-urologie.
24. PSYCHIATRIE VOOR DE NEUROLOOG 
- de neurologische expressie van de psychiatrische aandoeningen
- het management van de belangrijkste psychiatrische verschijnselen bij  neurologische patiënten
25. NEUROLOOG ALS EXPERT
Kennis van wettelijk kader van de gerechtelijke en andere expertisen.  Bepaling van invaliditeit. De neuroloog als expert in de rechtbank.

De doelstellingen worden overwegend in de praktijk verworven door:
• Klinische vergaderingen en protocolbesprekingen (1- 2 u/week)
• Bedside teaching (1-2 u/week)
• Probleem-georienteerde patiëntenbespreking (1-2 u/week)
• Zaalrondes (dagelijks)
• Sessies voor technische vaardigheden (EEG, EMG, Eps, MEPs, doppler hals- en craniële vaten)
• Consultaties met supervisie (dagelijks)

Studiemateriaal
Praktisch cursusmateriaal (Vereist) : Tijdschriften en handboeken in het vakgebied.
Digitaal cursusmateriaal (Vereist) : Up to date en evidence based databanken.
Bijkomende info

Tijdschriften en handboeken in het vakgebied.
Up to date en evidence based databanken.
Studiebegeleiding gebeurt door de stagemeester en stafleden.

Leerresultaten

Algemene competenties

Verwerven van grondige specialistische kennis op het gebied van diagnose, therapie en prognose in de meest frequente klinische beelden in de neurologie, en een goede kennis hebben verworven van de meer zeldzame ziektebeelden. In staat zijn om snel en effectief informatie omtrent ziektebeelden op te zoeken en correct te interpreteren, o.m. via internet. Het diagnostische en therapeutisch beleid is effectief en doelmatig.
In staat zijn om een adequaat mondeling en schriftelijk verslag af te leveren.
In staat zijn om adekwaat met patienten en verwanten, alsmede collega’s en andere zorgverstrekkers te communiceren.
Kunnen reflecteren over persoonlijke competenties en continu werken aan de kwaliteitsverbetering in de uitoefening van het beroep.

Specifieke competenties:
• Continuering van het verwerven van medische kennis (en kennis van  inbreng van basale wetenschappen in de klinische praktijk) en inzicht (II1)
• Diepgaande kennis verwerven in het specialisme (II2) – zie hieronder*
• Vaardigheden verwerven, eigen aan het specialisme (II3)
• Probleemoplossend vermogen ontwikkelen en toepassen in de praktijk (II4)
• Rekening houden met economische aspecten van de geneeskunde, in het bijzonder het doelmatig omgaan met middelen, waarbij onder- en overgebruik van middelen wordt vermeden (III2)
• De ASO beschikt over de nodige communicatieve eigenschappen, waarbij humane, ethische en maatschappelijke aspecten een belangrijke rol spelen en dit binnen de relevante wettelijke regelgeving (III 3)
• Kennis van principes van de medische informatica voor het leveren van optimale patiëntenzorg en voor het onderhouden van de eigen deskundigheid (III7)
• De ASO heeft vakspecifieke kennis en probleemoplossend vermogen en weet deze in de praktijk toe te passen( III  9)
• De ASO heeft praktische vakspecifieke vaardigheden en kan deze toepassen. Hij werkt aan de verdere ontwikkeling en verbetering van deze vaardigheden in functie van een levenslang leren attitude (life-long learning) (III 10).
• De ASO zet “standards of care” en formuleert kwaliteitseisen met betrekking tot de verschillende aspecten van zijn vak (III 11).
• De ASO zal na de masteropleiding voldoen aan de algemene en specifieke eindtermen eigen aan het specialisme neurologie betreffende diagnostiek, therapeutisch beleid, prognose en preventie van de ziektebeelden/aandoeningen (III 12)
• Het zelfstandig aanpakken, stellen van diagnose en behandelen van de meest frequente ziektebeelden/aandoeningen en/of situaties in de klinische praktijk (VI, 10)
• Het zelfstandig kunnen functioneren op de urgentie-eenheid (VI, 11)
• Correct kunnen inschatten wanneer overleg nodig is met een arts uit een andere discipline (VI, 12)

Beoordelingsinformatie

De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
ZELF Praktijkopdracht bepaalt 100% van het eindcijfer

Binnen de categorie ZELF Praktijkopdracht dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Portfolio beoordelingsgesprek met een wegingsfactor 1 en aldus 100% van het totale eindcijfer.

    Toelichting: Opgenomen ter beoordeling in de Portfolio met beoordelingsgesprek:
    - Bijdragen aan seminaries en andere besprekingen.
    - Beoordeling van kennis tijdens interactieve besprekingen ivm door te nemen studiestof.
    - 8-10 korte klinische beoordelingen (kkbs)/jaar
    - Evaluatie van klinische en poliklinische werkzaamheden in de dagelijkse praktijk door de supervisor(en). Op het einde van iedere stage.
    - In het eerste jaar 3 maandelijkse en nadien 6 maandelijkse functioneringsgesprekken met de opleider aan de hand van:
    - de portfolio met beoordelingsgesprek
    - evaluaties van de stafleden/supervisoren

Aanvullende info mbt evaluatie

- Opgenomen ter beoordeling in de Portfolio met beoordelingsgesprek:
- Bijdragen aan seminaries en andere besprekingen.
- Beoordeling van kennis tijdens interactieve besprekingen ivm door te nemen studiestof.
- 8-10 korte klinische beoordelingen (kkbs)/jaar
- Evaluatie van klinische en poliklinische werkzaamheden in de dagelijkse praktijk door de supervisor(en). Op  het einde van iedere stage.
- In het eerste jaar 3 maandelijkse en nadien 6 maandelijkse functioneringsgesprekken met de opleider aan de hand van:
- de portfolio  met beoordelingsgesprek
- evaluaties van de stafleden/supervisoren

Toegestane onvoldoende
Kijk in het aanvullend OER van je faculteit na of een toegestane onvoldoende mogelijk is voor dit opleidingsonderdeel.

Academische context

Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Master in de specialistische geneeskunde: neurologie