3 ECTS credits
75 u studietijd

Aanbieding 1 met studiegidsnummer 1022042ANR voor alle studenten in het 2e semester met een inleidend bachelor niveau.

Semester
2e semester
Inschrijving onder examencontract
Niet mogelijk
Beoordelingsvoet
Beoordeling (0 tot 20)
2e zittijd mogelijk
Ja
Onderwijstaal
Nederlands
Faculteit
Faculteit Ingenieurswetenschappen
Verantwoordelijke vakgroep
Architectonische ingenieurswetenschappen
Onderwijsteam
Stephanie Van de Voorde (titularis)
Onderdelen en contacturen
18 contacturen Hoorcollege
12 contacturen Werkcolleges, practica en oefeningen
10 contacturen Zelfstudie en externe werkvormen
Inhoud

Deze cursus biedt een chronologisch en thematisch referentiekader voor de belangrijkste architectuurhistorische en constructief-historische stromingen en evoluties van 1850 tot 1970 in België, in een internationaal perspectief. Er wordt ingezoomd op verschillende thema’s (bouwstijlen, wonen, onderwijs, publicaties, etc.) en technieken (de ontwikkeling en toepassing van bouwmaterialen). Daarnaast wordt ingespeeld op actuele onderzoeksthema’s en debatten.

Bijkomende info

De cursus is opgebouwd als een combinatie van interactieve hoorcolleges en opgenomen presentaties over specifieke onderwerpen (weblectures), aangevuld met thematische colleges en gastcolleges. Studenten dienen een deel van het studiemateriaal zelfstandig te verwerken (weblectures en bepaalde teksten), voorafgaand aan de interactieve hoorcolleges. Tijdens de werkcolleges wordt de opdracht toegelicht, feedback gegeven (individueel of in groep) en een bezoek gebracht aan een architectuurtentoonstelling, een bibliotheek/archiefinstelling en/of een gebouw of werf (gelinkt aan actuele discussies in het architectuurhistorische debat of het thema van de opdracht).

Een combinatie van online en on-campus hoorcolleges en/of werkcolleges is mogelijk.
 

Het studiemateriaal bestaat uit weblectures, slides, een reader met verplichte en aanbevolen literatuur en video’s. Deze worden aangereikt via Canvas. De reader bestaat onder meer uit een selectie van hoofdstukken uit ‘Repertorium van de Architectuur in België van 1830 tot heden’ (Anne Van Loo, 2003, Mercatorfonds) en ‘The Future or Architecture since 1889. A Worldwide History’ (Jean-Louis Cohen, 2016, Phaidon). Deze literatuur wordt verder aangevuld met tijdschriftartikels en hoofdstukken uit boeken van diverse auteurs (o.a. William Curtis, Kenneth Frampton, Bill Addis, Sigfried Giedion, etc.)

Leerresultaten

Specifieke competenties

Volgende leerresultaten worden beoogd in dit opleidingsonderdeel:

1.Van neostijlen tot modernisme: stromingen beschrijven, situeren en herkennen

1a/ BESCHRIJVEN > Behalve de belangrijkste vormelijke eigenschappen en materiële innovaties die elke stroming kenmerken, kan ik de voornaamste concepten, canonieke gebouwen en protagonisten benoemen en uitleggen, gebruik makend van de geëigende woordenschat.

1b/ SITUEREN > Ik kan de verschillende stromingen en bijhorende concepten, sleutelprojecten en protagonisten relateren aan en evalueren binnen de historische, technologische, artistieke, socio-economische, culturele, politieke en maatschappelijke context waarbinnen ze tot stand kwamen.

1c/ HERKENNEN > Wanneer ik geconfronteerd word met een (onbekend) gebouw, kan ik dit op basis van een visuele analyse positioneren binnen de juiste stroming.

 

2. Architect, ingenieur, aannemer, producent en opdrachtgever: de bijdrage van verschillende actoren aan het bouw- en ontwerpproces begrijpen, interpreteren en ontleden

2a/ BEGRIJPEN > Aan de hand van belangrijke kantelmomenten en ontwikkelingen met betrekking tot de opleiding, taken en verantwoordelijkheden van de architect, ingenieur en aannemer, kan ik de verschuivingen en evolutie van deze beroepsprofielen samenvatten.

2b/ INTERPRETEREN > Ik kan de belangrijke evoluties in de 19de en 20ste eeuwse bouwcultuur toelichten, waaronder de ontwikkeling en toepassing van nieuwe materialen en bouwtechnieken, en de invloed ervan op het ontwerp- en bouwproces illustreren aan de hand van concrete voorbeelden.

2c/ ONTLEDEN > Voor concrete projecten kan ik, op basis van bestaande documentatie, de bijdrage van verschillende actoren ontleden en de meerwaarde van innovatieve materiaaltoepassingen en interdisciplinaire samenwerkingen toelichten.

 

3. Van bron tot gebouwd object (en omgekeerd): bouwhistorisch onderzoek, analyse en uitwerking

3a/ ONDERZOEK > Bij de uitvoering van bouwhistorisch onderzoek kan ik, zelfstandig en in team, via specifieke kanalen en met geijkte onderzoeksmethodes, relevant bronnenmateriaal verzamelen (primaire en secundaire literatuur, archiefmateriaal, gebouwd object), en hier op een correcte manier naar refereren.

3b/ ANALYSE > Het gevonden onderzoeksmateriaal kan ik, onder begeleiding, met een open blik en op een wetenschappelijke manier analyseren, vergelijken en kritisch beoordelen (o.a. naar inhoudelijke relevantie, betrouwbaarheid, authenticiteit en originaliteit).

3c/ UITWERKING > Het resultaat van het bouwhistorisch onderzoek en analyse kan ik integreren en uitwerken tot een paper en presentatie die voldoet aan academische vereisten (m.b.t. opbouw, vraagstelling, wetenschappelijk karakter); dit houdt ook in dat kritisch kan reflecteren over mijn eigen werk en dat ik mondeling, schriftelijk en visueel kan communiceren, gebruik makend van de correcte terminologie en (digitale) tools.

 

4. Van verleden tot heden: inzicht, interpretatie en reflectie

4a/ INZICHT > Aan de hand van voorbeeldprojecten kan ik in mijn eigen woorden uitleggen op welke manier fijngevoelig inzicht in de historische architectuur- en bouwcultuur ingezet kan worden om een duurzame, respectvolle bijdrage te leveren aan de bebouwde omgeving, in functie van actuele uitdagingen.

4b/ INTERPRETATIE > Door de analyse van verschillende projecten of teksten (vb. uit een andere tijdsperiode of vanuit een ander perspectief) kan ik aantonen hoe een project bepaald wordt door de context en hoe geschiedschrijving een interpretatie is van het verleden, welke gekenmerkt wordt door de specifieke benadering en keuzes van de auteur.

4c/ REFLECTIE > Ik kan op een constructieve en kritische manier reflecteren over mijn eigen werk en dat van anderen.

Algemene competenties

Dit opleidingsonderdeel zet daarnaast ook in op onderstaande algemene leerresultaten van de Bachelor of Science in de Ingenieurswetenschappen: Architectuur

  1. De Bachelor heeft een brede fundamentele kennis en begrip van de theorie en geschiedenis van de architectuur en hun relatie met de huidige uitdagingen in de gebouwde omgeving.
  2. De Bachelor heeft een brede fundamentele kennis en begrip van de ecologische en socio-culturele impact van het bouwen en de criteria die van belang zijn bij het ontwerpen van duurzame architectuur.
  3. De Bachelor kan zelfstandig informatie uit de (inter)nationale vakliteratuur en andere bronnen opzoeken, op een wetenschappelijk verantwoorde wijze evalueren en erover rapporteren.
  4. De Bachelor kan een probleemstelling analyseren binnen socio-culturele en ecologische randvoorwaarden en op basis daarvan een onderbouwde visie ontwikkelen.
  5. De Bachelor kan schriftelijk, mondeling, grafisch, beeldend en door middel van schaalmodellen communiceren, gebruikmakend van de gepaste wetenschappelijke woordenschat.
  6. De Bachelor kan rationeel, abstract en kritisch reflecteren over het eigen werk en dat van anderen.
  7. De Bachelor kan zelfstandig en in team werken.
  8. De Bachelor heeft zich de ecologische, sociale en culturele draagwijdte van de discipline eigen gemaakt en streeft bewust naar duurzame, ethische ontwerpbeslissingen.
  9. De Bachelor heeft aandacht voor de steeds sneller veranderende noden van gebruiker en maatschappij.

Beoordelingsinformatie

De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Mondeling bepaalt 65% van het eindcijfer

WPO Paper bepaalt 30% van het eindcijfer

Andere bepaalt 5% van het eindcijfer

Binnen de categorie Examen Mondeling dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Mondeling examen met een wegingsfactor 65 en aldus 65% van het totale eindcijfer.

Binnen de categorie WPO Paper dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Bouwhistorische paper met een wegingsfactor 30 en aldus 30% van het totale eindcijfer.

Binnen de categorie Andere dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Dagelijks werk met een wegingsfactor 5 en aldus 5% van het totale eindcijfer.

Aanvullende info mbt evaluatie

Het eindresultaat wordt bepaald een mondeling examen met schriftelijke voorbereiding, een opdracht m.b.t. bouwhistorisch onderzoek en analyse, en kleine opdrachten doorheen het semester.


Deel 1: Mondeling examen

Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding, waarbij elke student een selectie vragen krijgt die representatief gespreid zijn over de gehele cursus. 

Deel 2: Bouwhistorisch onderzoek

Individueel onderzoek naar een gebouw, oeuvre, techniek of publicatie (zoals bepaald volgens het jaarthema, vb. bouwmaterialen, private woningen, publieke ruimte) met aandacht voor historische, architecturale en constructieve maar ook socio-economische, culturele en politieke factoren. Het onderzoek wordt verwerkt tot een mondelinge presentatie en schriftelijke paper (met aandacht voor referenties, opbouw, beeldmateriaal, etc.).

 

Deel 3. Dagelijks werk

Doorheen het semester worden kleine opdrachten gegeven, vb. een kritische reflectie over een bepaald onderwerp of over de excursie in de vorm van one-minute-papers.


Scoregewicht: 
65% van de totale eindscore staat op het mondeling examen (deel 1).

30% van de totale eindscore staat op het bouwhistorisch onderzoek (deel 2).

5% van de totale eindscore staat op het ‘dagelijks werk’ (deel 3).

Om te slagen voor dit studiedeel is een minimumscore van 8/20 voor deel 1 en deel 2 vereist. Partiële vrijstellingen gelden enkel binnen hetzelfde academiejaar.

Toegestane onvoldoende
Kijk in het aanvullend OER van je faculteit na of een toegestane onvoldoende mogelijk is voor dit opleidingsonderdeel.

Academische context

Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Bachelor in de ingenieurswetenschappen: architectuur: Standaard traject