11 ECTS credits
290 u studietijd
Aanbieding 1 met studiegidsnummer 1018036ANR voor alle studenten in het 1e semester met een inleidend bachelor niveau.
De student leert de kernvaardigheden : anamnese afnemen van een patient en een lichamelijk onderzoek uitvoeren.
De student herkent afwijkende symptomen en klinische bevindingen.
De student leert de meest frekwente ziektebeelden en syndromen in de Interne geneeskunde en Heelkunde herkennen.
De student heeft aandacht voor de psychosociale weerslag van de ziekte op het functioneren van de patient.
De student is in staat aan de hand van de gegevens van anamnese en fysiek onderzoek een probleemlijst en een differentieel diagnose op te stellen, met bepaling van a priori probabiliteit van een aandoening, om zo in een tweede fase laboratoriumbepalingen en/of eventueel beeldvormende techniek aan te vragen om tot een correcte diagnose te
komen.
De student leert de regel : anamnese afnemen, gevolgd door fysiek onderzoek en vervolgens diagnostische hypothesen formuleren, waarbij rekening wordt gehouden met waarschijnlijkheid (prevalentie) van een aandoening en waarbij de bevindingen van het fysiek onderzoek, met hun likelihood ratios het diagnostisch proces initieren.
De student leert de bijkomende onderzoeken te interpreteren in de klinische context, rekening houdend met gevoeligheid, specificiteit en likelihood ratios.
De student herkent diagnosen die in het belang van de patient niet mogen gemist worden.
Klachten en afwijkende bevindingen bij het fysiek onderzoek worden besproken per orgaansysteem (HOC). Nadruk ligt hierbij op een geïntegreerde benadering voor Interne geneeskunde en heelkunde. Een apart onderdeel van dit OO wordt gewijd aan veelvoorkomende klachten, die vaak hun oorsprong vinden in diverse orgaansystemen (bv. pijn op de borst). Deze klachten zullen in kleine groepen aan de hand van concrete casusvoorstellingen worden uitgewerkt (WEC=PBL of problem based learning). Hierbij ligt het initiatief van het klinisch redeneerwerk bij de studenten, gefaciliteerd door klinische professoren. Volgende klachten komen aan bod: moeheid, gewichtsverlies, koorts, abnormale bloedingsneiging, oedeem, misselijkheid en braken, buikpijn, constipatie, geelzucht, bewustzijnsverlies, rood bloed verlies per anum.
Dit OO draagt expliciet bij tot volgende competenties van de Arts opleiding:
Algemeen
I Medisch handelen
De arts moet beschikken over voldoende kennis, inzicht en vaardigheid om patiëntenzorg onder toezicht te leveren.
II Evalueren van wetenschappelijke relevantie
De arts zal tijdens het medisch handelen een aanpak hanteren, die gebaseerd is op een rationele en wetenschappelijk gefundeerde geneeskunde. De student zal in staat zijn om te reflecteren over de wetenschappelijke fundering van de gebruikte onderzoekstechnieken en
de waarde van mogelijke afwijkende bevindingen.
III.Leren communiceren
De arts moet op een humane-empathische wijze communiceren met patiënt en zijn of haar omgeving.
Vakspecifiek
IV Probleemoplossend denken
De student zal in staat zijn een correcte anamnese en systematisch fysiek onderzoek uit te voeren. Aan de hand van de informatie uit de voorgeschiedenis, anamnese en lichamelijk onderzoek zal hij/zij diagnostische hypothesen formuleren en deze toetsen aan de hand van de wetenschappelijke beschikbare informatie
V Leren de wetenschappelijke waarde inschatten
De student verwerft en past de wetenschappelijke methodologie toe om zijn diagnostisch en therapeutisch proces te ondersteunen (EBM).
VI Herkennen en verwerken van implicaties voor ethiek
De student is bewust van het centrale belang van de patiënt. Hij/zij onderkent etnische en culturele achtergronden . Bij de beslissingen leert de student een afweging te nemen tussen voorgestelde testen , belasting voor de patiënt en ethisch gangbare normen.
VII klinische informatie communiceren
De student maakt een volledig rapport op, waarin anamnese en lichamelijk onderzoek in begrijpelijke termen wordt verwoord. De student sluit dit rapport af met een probleemlijst ( voornaamst aandachtspunten) en een differentieel diagnose, met dalende probabiliteit.(zie ook probleemoplossend vermogen)
Doelstellingen
Na het beëindigen van dit opleidingsonderdeel moet de student kunnen: de nodige kennis en kunde hebben om een accurate anamnese en correct lichamelijk onderzoek uit te voeren,De student is in staat afwijkende bevindingen te duiden en diagnostische hypothesen te formuleren.
Deze omvat:
•Het geven van standaardrichtlijnen voor de anamnese en het lichamelijk onderzoek ( het algemeen , systematisch uitgevoerd basale lichamelijk onderzoek en het gerichte onderzoek)
•Afwijkende bevindingen in het lichamelijk onderzoek documenteren,
•Wetenschappelijke verantwoording van afwijkende bevindingen geven, in termen van voorspellende waarde voor verschillende diagnoses, voor zover deze beschikbaar zijn
De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Mondeling bepaalt 100% van het eindcijfer
Binnen de categorie Examen Mondeling dient men volgende opdrachten af te werken:
geen
Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Bachelor in de geneeskunde: Standaard traject (6 jaar)