10 ECTS credits
300 u studietijd
Aanbieding 1 met studiegidsnummer 6021813ENR voor alle studenten in het 1e en 2e semester met een verdiepend master niveau.
De volgende bijzondere vaardigheden zullen aan bod komen:
• Het zelfstandig aanpakken, stellen van de diagnose en behandelen van de meest frequente ziektebeelden en/of praktijksituaties in de kliniek.
• Het onderzoek van de neurologische patiënt met bewustzijnsstoornis.
• Het stellen van de indicatie, uitvoeren en interpreteren van het resultaat van lumbale puncties.
• Het stellen van de indicatie, het uitvoeren en het beoordelen van het resultaat van neurofysiologische onderzoeken: EEG, EMG, geëvokeerde potentialen, centrale motore conductie, doppler onderzoek hals- en craniële vaten.
• Het uitvoeren van en het interpreteren van een fundusscopie bij de meest voorkomende afwijkingen.
• Het zelfstandig functioneren als verantwoordelijke op de urgentie-eenheid.
• Correct kunnen inschatten wanneer overleg noodzakelijk is met een specialist uit een andere discipline.
• Begeleiden van studenten op niveau 1 opleiding geneesheerspecialist.
• Doelgericht participeren aan wetenschappelijk onderzoek als onderdeel van de masterproef.
• Kennis en inzicht in de evaluatie van de eigen performantie als neuroloog in opleiding
• Het verbeteren van de performantie en efficiëntie van het eigen handelen (als geneesheerspecialist in opleiding) binnen de dienst.
Voornaamste eindtermen van ziektebeelden:
1. SLAAP/ COMA/ HERSENDOOD
Organisatie van normale slaap en slaapstadia.
Technieken van polysomnografische registratie.
Belangrijkste slaappathologieën en hun behandeling.
Evaluatie coma stadia (Glasgow Scale).
Plannen nazicht coma, herkennen etiologieën en strategisch plan verzorging.
Vertrouwd zijn met alle technische en medicolegale aspecten van vaststellen hersendood en transplantatie wetgeving.
2. HOOFDPIJN
Grondige kennis verschillende hoofdpijn types.
Anamnese en diagnostische oriëntatie in hoofdpijnkliniek.
Indicatiestelling van bijkomende onderzoeken.
Grondige kennis van behandeling van migraine en andere vormen van hoofdpijn.
Grondige kennis farmacologie van preventieve antimigraine middelen van behandeling van een aanval.
3. PIJNSYNDROMEN
Semiologie en fysiopathologie van acute en chronische pijnen.
Neuropathische pijnen bij perifere en centrale letsels.
Vertrouwd zijn met de schalen voor evaluatie pijn.
Farmacologie van analgetica met accent op werkingsmechanismen.
Niet-medicamenteuse behandelingen: TENS, neurochirurgie, fysiotherapie.
Management specifieke syndromen: neoplastische aandoeningen, neuropathische pijnen en algodystrofie.
4. EPILEPSIE: AANVALLEN EN SYNDROMEN
Alle types epilepsie crisissen en epilepsie syndromen herkennen een vertrouwd zijn met de differentiële diagnoses.
Grondige kennis fysiopathologie van epilepsie aanvallen en van de epileptogenese.
Grondige theoretische en praktische kennis van EEG correlaten..
Grondige kennis verwerven van de farmacologie en farmacokinetiek van anti-epileptica.
Grondige kennis van werkingsmechanismen van anti-epileptica.
Praktische kennis en ervaring voorschrijven van antiepileptica volgens het type aanval.
Kennis van geneesmiddelen interacties en nevenwerkingen.
Vertrouwd zijn met indicaties chirurgie en nervus vagus stimulatie bij epilepsie.
5. NEUROVASCULAIRE AANDOENINGEN
Grondige kennis anamnese en neurologisch onderzoek bij cerebrovasculair accident (CVA), ischemisch of hemorrhagisch.
Grondige kennis indicaties en interpretatie van bijkomende onderzoeken in urgentie.
Grondige kennis etiologie van het CVA, ischemisch en/of hemorragisch.
Management van CVA in urgentie.
Management in urgentie van een transient ischemic attack (TIA).
Management van TIA en CVA op lange termijn (secundaire preventie).
6. NIET-TRAUMATISCHE PATHOLOGIE VAN HET RUGGENMERG en SPINALE WORTELS
Grondige kennis van anatomie, fysiologie en semiologie.
Snelle diagnose van ruggemerg compressie en cauda equina syndroom.
Strategie van de urgente bijkomende onderzoeken met interpretatie RX, CT en MRI.
Lumbaal punctie uitvoeren en resultaten interpreteren bij wortel en ruggemerg pathologie.
Indicaties voor (urgente) chirurgie van wortel- en ruggemergpathologie.
7. ZIEKTEN VAN HET MOTONEURON
Grondige kennis van de anatomopathologie, fysiopathologische hypotheses, grondige kennis semiologie.
Grondige kennis electrofysiologische diagnose voorhoornlijden.
Diagnose en management amyotrofische lateraal sclerose (ALS).
Differentieel diagnose ALS en spinale amyotrofieën.
8. ZIEKTEN van het PERIFEER ZENUWSTELSEL
Grondige kennis semiologie en electrofysiologie van de perifere neuropathie.
Grondige kennis van de voornaamste types perifere neuropathieën: mononeuropathieën, polyneuropathie, mononeuritis multiplex, polyradiculoneuritis.
Bijkomende onderzoeken nodig voor identificatie en etiologie van een neuropathie.
Symptomatische behandeling van de neuropathie, o.a. van de neuropathische pijnen.
Etiologische behandeling van neuropathieën.
9. ZIEKTEN van SPIEREN en NEUROMUSCULAIRE OVERGANG
Grondige kennis klinische semiologie en klinische electrofysiologie van spieraandoeningen.
Grondige kennis klinische semiologie en klinische electrofysiologie van aandoeninfen van de neuromusculaire eindplaat: myasthenia gravis, Lambert-Eaton syndroom.
Grondige kennis klinische semiologie en EMG van de spierdystrofieën (Becker, Duchenne), de myotone syndromen, en de metabole myopathieën. Grondige kennis van de myositiden.
Bijkomende onderzoeken kennen, nodig om de precieze etiologie van spierziekte te achterhalen.
Management kennen van alle spierpathologie en de behandeling van de myasthenie syndromen.
Management kennen van internistische en endocriene afwijkingen bij Steinert.
10. MULTIPLE SCLEROSE EN NEUROINFLAMMATOIRE ANDOENINGEN VAN HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL
Grondige kennis fysiopathologie, epidemiologie en de hypotheses over etiopathogenese van multiple sclerose (MS): initiële symptomen, de grote syndromen, de evolutie types.
Grondige kennis diagnostische criteria van MS op basis van MRI criteria, evoked potentials en CSV analyse technieken.
Grondige kennis en ervaring in behandelen van opstoten van MS en symptomatische behandeling van symptomen.
Grondige kennis en ervaring in gebruik immunomodulerende behandelingen.
Kennis van de varianten van MS en differentiële diagnose met ADEM en Devic syndroom.
Kennis van indicaties agressievere immunosuppressiva (zoals mitoxantrone).
11. INFECTIEUSE AANDOENINGEN VAN CNS EN MENINGEN
Diagnose en acute behandeling van meningitis en encephalitis.
Vertrouwd zijn met de neurologische en infectieuze complicaties van HIV/AIDS.
Diagnosestelling van alle aandoeningen veroorzaakt door prionen.
Differentiële diagnose kennen van niet-infectieuze meningitis.
12. NEURODEGENERATIEVE PATHOLOGIE / DEMENTIES
Een dementie diagnose kunnen stellen in de eerste fase op basis van anamnese, kliniek en bijkomende onderzoeken.
Vertrouwd zijn met evaluatie schalen cognitieve aantasting.
Competent zijn in evaluatie van geheugenstoornissen, taalstoornissen, gnostische klachten dyspraxie.
Vertrouwd zijn met diagnose en management “mild cognitive impairment”.
Differentieel diagnose dementie/confusio kunnen stellen.
Diagnose kunnen stellen op basis van MRI, SPECT en PET scanning.
Grondige kennis morbus Alzheimer, frontotemporale dementies, vasculaire dementies, dementie met Lewy bodies.
Symptomatische therapieën kennen van gedragsstoornissen bij dementen.
Ervaring hebben met gebruik van cholinesterase remmers.
13. PARKINSON SYNDROOM
Bekwaam zijn een klinische diagnose van Parkinson syndroom te stellen.
Bekwaam zijn de differentiële diagnose te stellen tussen idiopathisch Parkinson syndroom en “Parkinson plus“syndromen.
Vertrouwd zijn met klinische evolutie van voornaamste Parkinson syndromen.
Interpretatie van bijkomende onderzoeken: NMR, CT, DAT Scan.
Vertrouwd zijn met anamnese en diagnose van iatrogene Parkinson syndromen.
Grondige kennis van neurotransmitter biochemie om de basis van de behandeling te begrijpen.
14. ABNORMALE BEWEGINGEN
Grondige kennis van de bijzonderste bewegingsstoornissen: chorea, myoclonieën, tics, tardieve dyskinesieën, dystonieën, tremor, …
Thuis zijn in de diagnostische procedure : anamnese, semiologie, bijkomende onderzoekingen (MRI, electrofysiologie).
Management van de ziekte van Huntington, van de myoclonieën, tic syndromen, tardieve dyskinesieën.
Grondige kennis van de primaire en secondaire dystonie syndromen.
Grondige kennis van de verschillende tremoren.
Diagnose en behandeling van Ziekte van Wilson en syndroom van Gilles de la Tourette.
15. NEURO-ONCOLOGIE
Algemene kennis van de cancerologie en de bijzonderheden van de ontwikkelingsbiologie van hersentumoren.
Kennis van de elementaire neuropathologie en de classificatie van de belangrijkste types van hersentumoren: gliomen, lymfomen, meningiomen, hypofysaire tumoren en medullaire tumoren. Kennis van de natuurlijke evolutie, de topografische vormen en de bijzondere lokalisaties
van gliomen, lymfomen, meningiomen, hypofysaire tumoren en medullaire tumoren.
Kennis van de bijzondere neurologische complicaties van metastasen (hersenmetastasen, meningeale invasie, …).
Kennis van de paraneoplastische syndromen met hun fysiopathologie en hun behandeling.
Kennis van de indicaties van de verschillende bijkomende onderzoekingen voor de diagnose van hersentumoren en de ruggenmergstumoren: CT, NMR, PET-scan.
Kennis van de indicaties en de complicaties van de chirurgische, radiotherapeutische en chemotherapeutische behandelingsschema’s.
16. NEUROMETABOLE PATHOLOGIEËN
Grondige kennis van de neurologie van diabetisch coma: hypo- en hyperglycemisch coma en hyperosmolair coma.
Grondige kennis van de centrale complicaties van ionstoornissen, avitaminose (B1 Wernicke encefalopathie), en alcoholisme, hepatische encefalopathie.
Kennis van de bijkomende onderzoekingen die toelaten een diagnose te stellen van de mitochondriale aandoeningen, peroxysomale aandoeningen en de lysosomiale aandoeningen.
17. NEUROTOXICOLOGIE
Herkennen en opsporen van de intoxicaties door zware metalen, solventen, pesticiden, insecticiden.
Herkennen van intoxicaties: bacteriële en planttoxines (botulisme).
Herkennen van de iatrogene toxische complicaties bij geneesmiddelen: neuroleptica, de depressie serotonine syndroom, iatrogene myasthenie.
Herkennen van de complicaties van de chemotherapie, radiotherapie en de vaccinaties.
18. NEUROTRAUMATOLOGIE
Belangrijkste laesies bij schedeltrauma.
Management in urgentie en toezicht op patiënten met schedeltrauma en bewustzijnsstoornissen.
Klinische diagnose en radiologische investigaties bij patiënten met acute complicaties van een schedeltrauma: subduraal hematoom, extraduraal hematoom.
Kennis van de laattijdige complicaties van schedeltrauma: de chronische subduraal hematoom.
Kennis van de traumatische sequelen op intellectueel vlak: geheugenstoornissen, cognitieve functiestoornissen, gedragsstoornissen.
Kennis van posttraumatische epilepsie syndromen.
Kennis van de methodes van reëducatie en reïntegratie en medicolegale aspecten van schedeltrauma.
19. NEUROPEDIATRIE
De neuropediatrie is een bijzondere bekwaamheid die volgt op een opleiding neurologie of pediatrie.
Voor de basisopleiding neuroloog volgen de volgende eindtermen:
- schema van nazicht van een syndroom bij een kind in functie van de leeftijd
- kennis van de neuro pediatrische syndromen: ontwikkelingsstoornissen, metabole stoornissen en hereditaire degeneratieve aandoeningen
- management van de neurologische en neuropsychologische handicap van het kind
20. NEUROGENETICA
Gebruik van neurogenetisch onderzoek in de diagnostiek van neurologische aandoeningen.
21. FYSISCHE GENEESKUNDE EN NEUROLOGISCHE REVALIDATIE
De kennis van de theoretische concepten in neurologische revalidatie en meten van levenskwaliteit, meten van de spasticiteit..
Orthopedische percussies van neurologische pathologieën.
Evaluatie en behandeling van spasticiteit.
Evaluatie en behandeling van sfincterstoornissen.
22. NEURO-OFTALMOLOGIE
Kennis van de neuroanatomie en neurofysiologie van de visus en de oogbewegingen. Kliniek van de visus- en oogbewegingsstoornissen. Onderzoeksmethoden in de neurooftalmologie.
23. NEURO-UROLOGIE
Kennis van de neuroanatomie en neurofysiologie van de urinewegen en de blaasfunctie. Kliniek van de stoornissen van urinewegen en blaas.
Onderzoeksmethoden in de neuro-urologie.
24. PSYCHIATRIE VOOR DE NEUROLOOG
- de neurologische expressie van de psychiatrische aandoeningen
- het management van de belangrijkste psychiatrische verschijnselen bij neurologische patiënten
25. NEUROLOOG ALS EXPERT
Kennis van wettelijk kader van de gerechtelijke en andere expertisen. Bepaling van invaliditeit. De neuroloog als expert in de rechtbank.
WERKVORMEN
Sessies voor technische vaardigheden (EEG, EMG, Eps, MEPs, doppler hals- en craniële vaten)
Toepassing in de dagelijkse praktijk
OLR 2: Heeft de vaardigheden, eigen aan het specialisme, verworven en past deze correct toe (M)
OLR 17: Blijft voortdurend de eigen vaardigheden verder ontwikkelen en verbeteren (M)
De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Andere bepaalt 100% van het eindcijfer
Binnen de categorie Examen Andere dient men volgende opdrachten af te werken:
DOPS – Medbook
• portfolio met functioneringsgesprekken en evaluatiegesprek aan het einde van het niveau expert plus (100%)
PASS/FAIL
Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Master in de specialistische geneeskunde: neurologie