10 ECTS credits
300 u studietijd

Aanbieding 1 met studiegidsnummer 6021814FNR voor alle studenten in het 1e en 2e semester met een gespecialiseerd master niveau.

Semester
1e en 2e semester
Inschrijving onder examencontract
Niet mogelijk
Beoordelingsvoet
2e zittijd mogelijk
Ja
Inschrijvingsvereisten
Alvorens men een inschrijving kan nemen voor "Vaardigheden in neurologie deel 2" moet men ingeschreven of geslaagd zijn voor "Vaardigheden in neurologie deel 1".
Onderwijstaal
Nederlands
Onder samenwerkingsakkoord
Onder interuniversitair akkoord mbt. opleiding
Faculteit
Faculteit Geneeskunde en Farmacie
Verantwoordelijke vakgroep
Observerende klinische wetenschappen
Onderwijsteam
Sebastiaan Engelborghs (titularis)
Onderdelen en contacturen
0 contacturen Exam
30 contacturen Practical exercises
270 contacturen Self study
Inhoud

De volgende bijzondere vaardigheden zullen aan bod komen: 
 
• Het zelfstandig aanpakken, stellen van de diagnose en behandelen van de meest frequente ziektebeelden en/of praktijksituaties in de kliniek. 
 
• Het onderzoek van de neurologische patiënt met bewustzijnsstoornis. 
 
• Het stellen van de indicatie, uitvoeren en interpreteren van het resultaat van lumbale puncties. 
 
• Het stellen van de indicatie, het uitvoeren en het beoordelen van het resultaat van neurofysiologische onderzoeken: EEG, EMG, geëvokeerde potentialen, centrale motore conductie, doppler onderzoek hals- en craniële vaten. 
 
• Het uitvoeren van en het interpreteren van een fundusscopie bij de meest voorkomende afwijkingen. 
 
• Het zelfstandig functioneren als verantwoordelijke op de urgentie-eenheid. 
 
• Correct kunnen inschatten wanneer overleg noodzakelijk is met een specialist uit een andere discipline. 
 
• Begeleiden van studenten op niveau 1 opleiding geneesheerspecialist. 
 
• Doelgericht participeren aan wetenschappelijk onderzoek als onderdeel van de masterproef.  
 
• Kennis en inzicht in de evaluatie van de eigen performantie als neuroloog in opleiding 
 
• Het verbeteren van de performantie en efficiëntie van het eigen handelen (als geneesheerspecialist in opleiding) binnen de dienst.  
 
 
 Voornaamste eindtermen van ziektebeelden: 

 
1. SLAAP/ COMA/ HERSENDOOD  
 
Organisatie van normale slaap en slaapstadia.   
 
Technieken van polysomnografische registratie.  
 
Belangrijkste slaappathologieën en hun behandeling.   
 
Evaluatie coma stadia (Glasgow Scale).   
 
Plannen nazicht coma, herkennen etiologieën en strategisch plan verzorging.  
 
Vertrouwd zijn met alle technische en medicolegale aspecten van vaststellen hersendood  en transplantatie wetgeving.   
 
2. HOOFDPIJN   
 
Grondige kennis verschillende hoofdpijn types.  
 
Anamnese en diagnostische oriëntatie in hoofdpijnkliniek.   
 
Indicatiestelling van bijkomende onderzoeken.   
 
Grondige kennis van behandeling van migraine en andere vormen van hoofdpijn.  
 
Grondige kennis farmacologie van preventieve antimigraine middelen van behandeling van een aanval. 
 3. PIJNSYNDROMEN   

 
Semiologie en fysiopathologie van acute en chronische pijnen.   
 
Neuropathische pijnen bij perifere en centrale letsels.   
 
Vertrouwd zijn met de schalen voor evaluatie pijn.   
 
Farmacologie van analgetica met accent op werkingsmechanismen.   
 
Niet-medicamenteuse behandelingen: TENS, neurochirurgie, fysiotherapie.  
 
Management specifieke syndromen: neoplastische aandoeningen, neuropathische pijnen  en algodystrofie 
 
4. EPILEPSIE: AANVALLEN EN SYNDROMEN   
 
Alle types epilepsie crisissen en epilepsie syndromen herkennen een vertrouwd zijn met  de differentiële diagnoses.   
 
Grondige kennis fysiopathologie van epilepsie aanvallen en van de epileptogenese 
 
Grondige theoretische en praktische kennis van EEG correlaten..  
 
Grondige kennis verwerven van de farmacologie en farmacokinetiek van anti-epileptica.   
 
Grondige kennis van werkingsmechanismen van anti-epileptica.  
 
Praktische kennis en ervaring voorschrijven van antiepileptica volgens het type aanval.  
 
Kennis van geneesmiddelen interacties en nevenwerkingen.  
 
Vertrouwd zijn met indicaties chirurgie en nervus vagus stimulatie bij epilepsie.   

5. NEUROVASCULAIRE AANDOENINGEN  

 
Grondige kennis anamnese en neurologisch onderzoek bij cerebrovasculair accident (CVA), ischemisch of hemorrhagisch.   
 
Grondige kennis indicaties en interpretatie van bijkomende onderzoeken in urgentie.   
 
Grondige kennis etiologie van het CVA, ischemisch en/of hemorragisch.   
 
Management van CVA in urgentie.   
 
Management in urgentie van een transient ischemic attack (TIA).  
 
Management van TIA en CVA op lange termijn (secundaire preventie). 
 
6. NIET-TRAUMATISCHE PATHOLOGIE VAN HET RUGGENMERG en SPINALE WORTELS 
 
Grondige kennis van anatomie, fysiologie en semiologie.  
 
Snelle diagnose van ruggemerg compressie en cauda equina syndroom. 
 
Strategie van de urgente bijkomende onderzoeken met interpretatie RX, CT en MRI.   
 
Lumbaal punctie uitvoeren en resultaten interpreteren bij wortel en ruggemerg pathologie.   
 
Indicaties voor (urgente) chirurgie van wortel- en ruggemergpathologie.   
 
7. ZIEKTEN VAN HET MOTONEURON   
 
Grondige kennis van de anatomopathologiefysiopathologische hypotheses, grondige  kennis semiologie.   
 
Grondige kennis electrofysiologische diagnose voorhoornlijden.   

 
Diagnose en management amyotrofische lateraal sclerose (ALS).   
 
Differentieel diagnose ALS en spinale amyotrofieën 
 
8. ZIEKTEN van het PERIFEER ZENUWSTELSEL   
 
Grondige kennis semiologie en electrofysiologie van de perifere neuropathie.  
 
Grondige kennis van de voornaamste types perifere neuropathieën: mononeuropathieën, polyneuropathie, mononeuritis multiplex, polyradiculoneuritis 
 
Bijkomende onderzoeken nodig voor identificatie en etiologie van een neuropathie.   
 
Symptomatische behandeling van de neuropathie, o.a. van de neuropathische pijnen.  
 
Etiologische behandeling van neuropathieën.  
 
9. ZIEKTEN van SPIEREN en NEUROMUSCULAIRE OVERGANG 
 
Grondige kennis klinische semiologie en klinische electrofysiologie van  spieraandoeningen.   
 
Grondige kennis klinische semiologie en klinische electrofysiologie van aandoeninfen van de neuromusculaire  eindplaat: myasthenia gravis, Lambert-Eaton syndroom.   
 
Grondige kennis klinische semiologie en EMG van de spierdystrofieën (Becker,  Duchenne), de myotone syndromen, en de metabole myopathieën.   Grondige kennis van de myositiden 
 
Bijkomende onderzoeken kennen, nodig om de precieze etiologie van spierziekte te  achterhalen.   
 
Management kennen van alle spierpathologie en de behandeling van de myasthenie  syndromen.  
 
Management kennen van internistische en endocriene afwijkingen bij Steinert. 

 
10. MULTIPLE SCLEROSE EN NEUROINFLAMMATOIRE ANDOENINGEN VAN HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL 
 
Grondige kennis fysiopathologie, epidemiologie en de hypotheses over etiopathogenese  van multiple sclerose (MS): initiële symptomen, de grote syndromen, de evolutie types.  
 
Grondige kennis diagnostische criteria van MS op basis van MRI criteria, evoked  potentials en CSV analyse technieken.   
 
Grondige kennis en ervaring in behandelen van opstoten van MS en symptomatische  behandeling van symptomen. 
 
Grondige kennis en ervaring in gebruik immunomodulerende behandelingen.   
 
Kennis van de varianten van MS en differentiële diagnose met ADEM en Devic syndroom.   
 
Kennis van indicaties agressievere immunosuppressiva (zoals mitoxantrone).  
 
11. INFECTIEUSE AANDOENINGEN VAN CNS EN MENINGEN   
 
Diagnose en acute behandeling van meningitis en encephalitis. 
 
Vertrouwd zijn met de neurologische en infectieuze complicaties van HIV/AIDS.   
 
Diagnosestelling van alle aandoeningen veroorzaakt door prionen 
 
Differentiële diagnose kennen van niet-infectieuze meningitis.  

12. NEURODEGENERATIEVE PATHOLOGIE / DEMENTIES  

 
Een dementie diagnose kunnen stellen in de eerste fase op basis van anamnese, kliniek en  bijkomende onderzoeken.  
 
Vertrouwd zijn met evaluatie schalen cognitieve aantasting.   
 
Competent zijn in evaluatie van geheugenstoornissen, taalstoornissen, gnostische klachten  dyspraxie.   
 
Vertrouwd zijn met diagnose en management “mild cognitive impairment”.  
 
Differentieel diagnose dementie/confusio kunnen stellen.  
 
Diagnose kunnen stellen op basis van MRI, SPECT en PET scanning.  
 
Grondige kennis morbus Alzheimer, frontotemporale dementies, vasculaire dementies,  dementie met Lewy bodies 
 
Symptomatische therapieën kennen van gedragsstoornissen bij dementen.  
 
Ervaring hebben met gebruik van cholinesterase remmers.   

13. PARKINSON SYNDROOM  

 
Bekwaam zijn een klinische diagnose van Parkinson syndroom te stellen.  
 
Bekwaam zijn de differentiële diagnose te stellen tussen idiopathisch Parkinson syndroom  en “Parkinson plus“syndromen.   
 
Vertrouwd zijn met klinische evolutie van voornaamste Parkinson syndromen.  
 
Interpretatie van bijkomende onderzoeken: NMR, CT, DAT Scan.   
 
Vertrouwd zijn met anamnese en diagnose van iatrogene Parkinson syndromen.   
 
Grondige kennis van neurotransmitter biochemie om de basis van de behandeling te  begrijpen.   
 
14. ABNORMALE BEWEGINGEN   
 
Grondige kennis van de bijzonderste bewegingsstoornissen:  chorea, myoclonieën, tics, tardieve dyskinesieëndystonieën, tremor, …   
 
Thuis zijn in de diagnostische procedure : anamnese, semiologie, bijkomende  onderzoekingen (MRI, electrofysiologie).   
 
Management van de ziekte van Huntington, van de myoclonieën, tic syndromen, tardieve  dyskinesieën 
 
Grondige kennis van de primaire en secondaire dystonie syndromen.  
 Grondige kennis van de verschillende tremoren 

 
Diagnose en behandeling van Ziekte van Wilson en syndroom van Gilles de la Tourette.   
 
15. NEURO-ONCOLOGIE   
 
Algemene kennis van de cancerologie en de bijzonderheden van de ontwikkelingsbiologie  van hersentumoren.   
 
Kennis van de elementaire neuropathologie en de classificatie van de belangrijkste types  van hersentumoren: gliomen, lymfomen, meningiomen, hypofysaire tumoren en  medullaire tumoren.   Kennis van de natuurlijke evolutie, de topografische vormen en de bijzondere lokalisaties  
 
van gliomen, lymfomen, meningiomen, hypofysaire tumoren en medullaire tumoren.   
 
Kennis van de bijzondere neurologische complicaties van metastasen (hersenmetastasen,  meningeale invasie, …).  
 
Kennis van de paraneoplastische syndromen met hun fysiopathologie en hun behandeling.   
 
Kennis van de indicaties van de verschillende bijkomende onderzoekingen voor de  diagnose van hersentumoren en de ruggenmergstumoren: CT, NMR, PET-scan. 
 
Kennis van de indicaties en de complicaties van de chirurgische, radiotherapeutische en  chemotherapeutische behandelingsschema’s.   
 
16. NEUROMETABOLE PATHOLOGIEËN   
 
Grondige kennis van de neurologie van diabetisch coma: hypo- en hyperglycemisch coma  en hyperosmolair coma.  
 
Grondige kennis van de centrale complicaties van ionstoornissen, avitaminose (B1  Wernicke encefalopathie), en alcoholisme, hepatische encefalopathie.  
 
Kennis van de bijkomende onderzoekingen die toelaten een diagnose te stellen van de  mitochondriale aandoeningen, peroxysomale aandoeningen en de lysosomiale  aandoeningen.  
 
17. NEUROTOXICOLOGIE   
 
Herkennen en opsporen van de intoxicaties door zware metalen, solventen, pesticiden,  insecticiden.  
 
Herkennen van intoxicaties: bacteriële en planttoxines (botulisme).  
 
Herkennen van de iatrogene toxische complicaties bij geneesmiddelen: neuroleptica, de  depressie serotonine syndroom, iatrogene myasthenie 
 
Herkennen van de complicaties van de chemotherapie, radiotherapie en de vaccinaties.  
 
18. NEUROTRAUMATOLOGIE   
 
Belangrijkste laesies bij schedeltrauma.  
 
Management in urgentie en toezicht op patiënten met schedeltrauma en  bewustzijnsstoornissen.   
 
Klinische diagnose en radiologische investigaties bij patiënten met acute complicaties van  een schedeltrauma: subduraal hematoom, extraduraal hematoom.  
 
Kennis van de laattijdige complicaties van schedeltrauma: de chronische subduraal  hematoom.  
 
Kennis van de traumatische sequelen op intellectueel vlak: geheugenstoornissen,  cognitieve functiestoornissen, gedragsstoornissen.  
 
Kennis van posttraumatische epilepsie syndromen.  
 
Kennis van de methodes van reëducatie en reïntegratie en medicolegale aspecten van  schedeltrauma.   
 
19. NEUROPEDIATRIE   
 
De neuropediatrie is een bijzondere bekwaamheid die volgt op een opleiding neurologie of  pediatrie.  
 
Voor de basisopleiding neuroloog volgen de volgende eindtermen:  
 - schema van nazicht van een syndroom bij een kind in functie van de leeftijd 

 
- kennis van de neuro pediatrische syndromen: ontwikkelingsstoornissen, metabole stoornissen en hereditaire degeneratieve  aandoeningen  
 
- management van de neurologische en neuropsychologische handicap van het kind  
 
20. NEUROGENETICA   
 
Gebruik van neurogenetisch onderzoek in de diagnostiek van neurologische aandoeningen. 
 
21. FYSISCHE GENEESKUNDE EN NEUROLOGISCHE REVALIDATIE   
 
De kennis van de theoretische concepten in neurologische revalidatie en meten van  levenskwaliteit, meten van de spasticiteit..   
 
Orthopedische percussies van neurologische pathologieën 
 
Evaluatie en behandeling van spasticiteit.  
 
Evaluatie en behandeling van sfincterstoornissen. 
 
22. NEURO-OFTALMOLOGIE  
 
Kennis van de neuroanatomie en neurofysiologie van de visus en de oogbewegingen. Kliniek van de visus- en oogbewegingsstoornissen.  Onderzoeksmethoden in de neurooftalmologie 
 
23. NEURO-UROLOGIE  
 
Kennis van de neuroanatomie en neurofysiologie van de urinewegen en de blaasfunctie. Kliniek van de stoornissen van urinewegen en blaas.  
 
Onderzoeksmethoden in de neuro-urologie.  
 
24. PSYCHIATRIE VOOR DE NEUROLOOG   
 
- de neurologische expressie van de psychiatrische aandoeningen  
 - het management van de belangrijkste psychiatrische verschijnselen bij  neurologische patiënten  

 
25. NEUROLOOG ALS EXPERT  
 
Kennis van wettelijk kader van de gerechtelijke en andere expertisen.  Bepaling van invaliditeit. De neuroloog als expert in de rechtbank.  

Bijkomende info

WERKVORMEN

Sessies voor technische vaardigheden (EEG, EMG, Eps, MEPs, doppler hals- en craniële vaten)

Toepassing in de dagelijkse praktijk

EVALUATIEMETHODE

DOPS – Medbook

• portfolio met functioneringsgesprekken en evaluatiegesprek aan het einde van het niveau expert plus (100%)

PASS/FAIL

Leerresultaten

Vaardigheden

OLR 2: Heeft de vaardigheden, eigen aan het specialisme, verworven en past deze correct toe (M)

OLR 17: Blijft voortdurend de eigen vaardigheden verder ontwikkelen en verbeteren (M)

Beoordelingsinformatie

De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Andere bepaalt 100% van het eindcijfer

Binnen de categorie Examen Andere dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Portfolio met een wegingsfactor 100 en aldus 100% van het totale eindcijfer.

    Toelichting: portfolio met functioneringsgesprekken en evaluatiegesprek aan het einde van het niveau expert plus (100%)

Aanvullende info mbt evaluatie

EVALUATIEMETHODE

DOPS – Medbook

• portfolio met functioneringsgesprekken en evaluatiegesprek aan het einde van het niveau expert plus (100%)

PASS/FAIL

Toegestane onvoldoende
Kijk in het aanvullend OER van je faculteit na of een toegestane onvoldoende mogelijk is voor dit opleidingsonderdeel.

Academische context

Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Master in de specialistische geneeskunde: neurologie