25 ECTS credits
750 u studietijd

Aanbieding 1 met studiegidsnummer 6021969FNR voor alle studenten in het 1e en 2e semester met een gespecialiseerd master niveau.

Semester
1e en 2e semester
Inschrijving onder examencontract
Niet mogelijk
Beoordelingsvoet
2e zittijd mogelijk
Ja
Onderwijstaal
Nederlands
Onder samenwerkingsakkoord
Onder interuniversitair akkoord mbt. opleiding
Faculteit
Faculteit Geneeskunde en Farmacie
Verantwoordelijke vakgroep
Ondersteunende klinische wetenschappen
Onderwijsteam
Danny Schoors (titularis)
Onderdelen en contacturen
60 contacturen Werkcolleges, practica en oefeningen
675 contacturen Zelfstudie en externe werkvormen
Inhoud

Inhoud OLA “Gevalsbespreking” :  
 
Tijdens deze sessies worden de praktijkgevallen voorgesteld en in teamverband, eventueel interdisciplinair, besproken. Er zal aandacht worden besteed aan cardiologische urgenties, aan diagnostische problemen, aan risicostratificatie, aan kosten-baten analyse. De onderwerpen die aan bod zullen komen zijn deze vanuit de stages en hebben betrekking op de eindtermen zoals gedefinieerd onder ‘medicus’ niveau 3. Tevens dient de ASO te functioneren met toenemende zelfstandigheid en complexiteit gestoeld op wetenschappelijke basis.  
 
2. Inhoud OLA “Patiëntenzorg en medisch-technische vaardigheden” :  
 
De ASO krijgt de kans om tijdens zijn opleiding een breed aantal domeinen binnen het specialisme te beoefenen. De ASO verwerft tijdens deze stages specifieke kennis en vaardigheden met toenemende complexiteit en past deze toe in de praktijk met toenemende zelfstandigheid.  

De volgende stages worden bij voorkeur doorlopen:  

 
-cardiologische kliniek  
 
-cardiologische polikliniek  
 
-hartbewaking, cardiale spoedgevallen en reanimatie  
 
-niet-invasieve beeldvorming (echocardiografie, cardiale CT)  
 
-stress testing (op de eerste plaats ergometrie)  
 
-hartkatheterisatie  
 
-ritmestoornissen en pacemakerkliniek  

Optionele stages tijdens de hogere opleiding cardiologie  

 
-cardiale revalidatie & cardiovasculaire preventie  
 
-hartfalenkliniek  
 
-klinische electrofysiologie  
 
-nucleaire cardiologie (isotopen, PET)  
 
-MRI van het hart  
 
-congenitale aandoeningen bij volwassenen (GUCH)  
 
-vasculaire geneeskunde 

Overzicht kennis, vaardigheden en attitudes  

 
A. BELEIDSVAARDIGHEDEN EN SPECIFIEKE ZIEKTEBEELDEN  
 
De drie niveaus van functioneren (vaardigheden)  
 

1. Klinische vaardigheden. Niveau C.  
 
a. Het afnemen van een systematische anamnese bij een cardiovasculaire patiënt  
 
b. Het verrichten van een volledig klinisch onderzoek bij een cardiovasculaire patiënt. Dit houdt onder meer een nauwkeurige rapportering in van de hartauscultatie.  
 
c. Het in kaart brengen van niet-cardiovasculaire pathologie met nadruk op diabetes, nierinsufficiëntie en schildklierlijden  
 
d. Het peilen naar de psycho-sociale context van de cardiovasculaire patiënt  
 
2. Elektrocardiografie. Niveau C.  
 
a. Kennis van de principes van de elektrocardiografie  
 
b. Grondige kennis en interpretatie van het normale en van het abnormale elektrocardiogram.  
 
c. Kennis van Holter & telemetrie 
 
d. Grondige kennis van inspanningselektrocardiografie.  
 
3. Niet-invasieve beeldvorming  

Vaardigheden:  

 
-Interpretatie van beelden en protocols  
 
-Nauwkeurige kennis van de blootstelling aan ioniserende stralen en van de stralendosis  
 
-Keuze van de meest aangepaste beeldvorming in de individuele patiënt  
 
 
 
a. Echocardiografie (transthoracale en transoesofagale echocardiografie): niveau C  
 
b. Stress echocardiografie: niveau A  
 
c. Nucleaire technieken: niveau A  
 
d. Cardiale CT: niveau A  
 
e. Cardiale MRI: niveau A  
 
4. Hartkatheterisatie  
 
a. Kennis van de nevenwerkingen van de contraststoffen en hun preventie  
 
b. Arteriële punctie: niveau C  
 
c. Verzorgen van een arteriële katheter, verzorging en bewaking van de punctieplaats na de procedure  
 
d. Rechter hart katheterisatie: niveau C  
 
e. Linker hart katheterisatie en coronarografie: niveau B  
 
Vaardigheden: interpretatie van drukcurven, debietmetingen, weerstandsmetingen en coronaire angiograms  
 
f. Percutane therapeutische interventies op de coronairen, hartkleppen en vaten, implantatie van intracardiale devices(occluder devices, hartkleppen...): niveau A  
 
5. Cardiovasculaire genetica  
 
a. Kennis en inzicht in de meest voorkomende genetisch overgedragen cardiovasculaire aandoeningen  
 
b. Kennis over genetische en moleculaire aspecten van atherosclerose, hartfalen en ritmestoornissen in het vooruitzicht van geïndividualiseerde therapie  
 
6. Klinische Farmacologie  
 
a. Kennis en beleidsvaardigheid in het toedienen van cardiovasculaire geneesmiddelen in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
b. Grondige kennis over de farmacologie van en antiaggregantia en anticoagulantia, trombolytica, ACE-I, ARB’s, aldosterone antagonisten, beta AR antagonisten, calcium antagonisten, antiaritmica, sinusknoopremmers, diuretica, lipiden verlagende medicatie, nitraten, vasodilatatoren, digitalis, inotropica, cardiotoxische medicaties en nieuwere  
 
cardiovasculaire medicaties  
 
c. Kennis over de interactie van cardiovasculaire medicaties  
 
7. Wetenschappelijke literatuur  
 
a. Kennis, inzicht en interpretatie van klinische cardiovasculaire studies, met inbegrip van de biostatistieke aspecten  
 
b. Kennis van de geldende richtlijnen en van “Evidence Based Medicine”  
 
8. Cardiovasculaire preventie en risicostratificatie  
 
a. Grondige kennis en beleidsvaardigheid in primaire en secundaire cardiovasculaire preventie  
 
b. Actieve bijdragen tot globale initiatieven om de cardiovasculaire ziekten te doen afnemen 
 
VLIR – Afstudeerrichting cardiologie – mei 2008  
 
c. De patiënt en de bevolking sensibiliseren voor het belang van cardiovasculaire preventie  
 
d. Benadrukken van de verbetering van de levenstijl voor de preventie van atherosclerose  
 
9. Arteriële hypertensie  
 
a. Kennis over de pathogenese van primaire en secundaire hypertensie  
 
b. Diagnose en behandeling van het spectrum van arteriële hypertensie in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
c. Opsporing en behandeling van orgaanaantasting door arteriële hypertensie  
 
10. Diabetes en het hart  
 
a. Preventie van diabetes mellitus en van toegenomen insulineresistentie (metabool syndroom)  
 
b. Diagnose en behandeling van cardiovasculaire verwikkelingen van diabetes mellitus  
 
c. Ervaring met multidisciplinaire benadering van diabetes patiënten  
 
11. Acute coronaire syndromen  
 
a. Kennis van de pathogenese van het ACS.  
 
b. Grondige kennis en beleidsvaardigheid van de diagnose en de behandeling van het ACS in overeenkomst met de geldende richtlijnen. Dit betreft het STEMI, het NSTEMI en de onstabiele angor pectoris  
 
c. De volgende beleidsvaardigheden worden verondersteld:  
 
-prehospitaal benadering van een patiënt met acute thoracale pijn,  
 
-diagnostiek, en vroegtijdige farmacotherapie van het ACS  
 
-reperfusiestrategie: toedienen van fibrinolyse, verwijzing voor primaire PTCA  
 
-diagnose en opvang van de cardiovasculaire verwikkelingen van het ACS en van de reperfusiebehandelingen  
 
-opsporen en behandelen van hartfalen en van residuele coronaire ischaemie.  
 
-risicostratificatie, opvolging en behandeling van de patiënten na een ACS  
 
12. Chronisch ischemisch hartlijden  
 
a. Kennis van de pathogenese van chronisch ischaemisch hartlijden  
 
b. Evaluatie, begeleiding en behandeling van coronaire patiënten overeenkomstig de geldende richtlijnen  
 
13. Primaire cardiomyopathieën  
 
a. Kennis van de pathogenese van de primaire cardiomyopathieën  
 
b. Diagnose, risicostratificatie en behandeling van restrictieve, hypertrofe en gedilateerde cardiomyopathieën  
 
c. Kennis van de genetische bepaling van bepaalde cardiomyopathieën, in stapelingsziekten, in toxische cardiale  
 
invloeden  
 
d. Samenwerking met genetisch geschoolde collegae voor de begeleiding en de raadgeving aan patiënten en hun familie  
 
14. Pericardiale aandoeningen  
 
a. Diagnose, evaluatie en behandeling van de fibrineuze, exsudatieve en constrictieve pericarditis.  
 
b. Verrichten van een diagnostische en evacuerende pericardiale punctie. Niveau B  
 
15. Cardiale tumoren  
 
a. Diagnose en evaluatie van primaire en secundaire tumoren van het hart  
 
16. Aangeboren hartaandoeningen bij kinderen en volwassenen  
 
a. Herkennen van eenvoudige, complexe een postoperatieve aangeboren hartaandoeningen in het vooruitzicht van een doorverwijzing naar een referentiecentrum  
 
b. Opvolgen van eenvoudige aangeboren hartaandoeningen (ASD, VSD, aandoening van de aortaklep, pulmonalisklep) in samenwerking met een referentiecentrum  
 
17. Zwangerschap en hartaandoeningen  
 
a. Kennis van de hemodynamische veranderingen en van de echocardiografische bevindingen bij zwangere vrouwen  
 
b. Kennis van het gebruik van cardiovasculaire medicatie bij zwangere vrouwen  
 
c. Raadgeving en begeleiding van vrouwen met een hartaandoening i.v.m. zwangerschap  
 
d. Begeleiding van een zwangerschap bij een vrouw met een hartaandoening in samenwerking met een referentiecentrum  
 
18. Aandoeningen van de hartkleppen  
 
a. Kennis van de pathogenese van de klepaandoeningen  
 
b. Klinische en echocardiografische omschrijving van aandoeningen van de hartkleppen, hun hemodynamische weerslag en hun verwikkelingen  
 
c. Grondige kennis van de operatieve indicaties in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
d. Klinische en echocardiografische beoordeling van heelkundig gecorrigeerde hartkleppen, bioprothesen, homogreffen en kunstkleppen  
 
e. Begeleiden en behandelen van patiënten met aandoeningen van natieve kleppen, vermaakte kleppen, bioprothesen,homogreffen en kunstkleppen  
 
19. Infectieuse endocarditis  
 
a. Grondige kennis over de preventie van endocarditis in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
b. Verlenen van advies aan patiënten en andere zorgverleners i.v.m. met de preventie van endocarditis  
 
c. Diagnose, risicostratificatie en behandeling van een endocarditis in nauwe samenwerking met een cardiochirurgisch centrum  
 
20. Hartfalen  
 
a. Grondige kennis van de pathogenese van hartfalen  
 
b. Preventie van hartfalen bij patiënten met een aantasting van de hartfunctie  
 
c. Diagnose en differentiële diagnose van de symptomen van hartfalen  
 
d. Oppuntstelling van hartfalen met beeldvorming, inspanningstesten, opsporen van ritmestoornissen en andere verwikkelingen  
 
e. Behandeling van hartfalen in overeenstemming met de geldende richtlijnen. Deze behandeling houdt in:  
 
-farmacotherapie  
 
-aanpassing van dieet & levenstijl  
 
-opsporen van indicaties voor device behandeling (CRT, ICD) en cardiochirurgische correcties  
 
-verwijzing naar referentiecentra van potentiële kandidaten voor harttransplantatie  
 
f. Kennis van de multidisciplinaire benadering van patiënten met hartfalen  
 
21. Pulmonale hypertensie  
 
a. Kennis van oorzaken en pathogenese van pulmonale hypertensie  
 
b. Herkennen en documenteren van pulmonale hypertensie  
 
c. Behandelen en opvolgen van patiënten met ernstige pulmonale hypertensie in samenwerking met een referentiecentrum  
 
22. Cardiale revalidatie  
 
a. Kennis van de principes van revalidatie van hartpatiënten  
 
b. Kennis van de werking van een multidisciplinair cardiaal revalidatieprogramma  
 
c. Indicatiestelling voor multidisciplinaire cardiale revalidatie in het gebied van coronaire aandoeningen, hartfalen,  
 
perifeer arteriëel lijden  
 
23. Inspanningsfysiologie  
 
a. Verrichten en interpreteren van inspanningsproeven in een Bayesiaanse logica.Niveau C  
 
b. Integratie van beeldvorming met inspanningsproeven. Zie ook (1)  
 
c. Evaluatie van de inspanningstolerantie, verrichten en interpreteren van de analyse van ademhalingsgassen gedurende inspanning. Niveau B.  
 
24. Ritmestoornissen  
 
a. Grondige kennis van de pathogenese, het klinisch voorkomen en de elektrocardiografische diagnostiek van de verscheidene ritme-en geleidingstoornissen.   
 
b. Evaluatie van een patiënt met hartkloppingen  
 
c. Behandeling van een patiënt met ritme-en geleidingstoornissen volgens de geldende richtlijnen  
 
-farmacotherapie  
 
-elektrische en farmacologische reconversie. Niveau C.  
 
-indicatie voor pacemakerimplantatie, ICD implantatie  
 
-indicatie voor ablatietherapie  
 
-implantatie van een voorlopige pacemaker. Niveau C.  
 
-implanteren van een definitieve pacemaker. Niveau B.  
 
-opvolgen van patiënten met een pacemaker. Niveau C.  
 
-opvolgen van een patiënt met een interne cardiale defibrillator in samenwerking met een referentiecentrum.  
 
25. Voorkamerfibrillatie  
 
a. Kennis van de pathogenese van de verschillende vormen van voorkamerfibrillatie  
 
b. Cardiologische oppuntstelling van een patiënt met een VKF  
 
c. Behandeling van een patiënt met VKF  
 
• Preventie van tromboembolische complicaties  
 
• herstel van sinusaal ritme  
 
• controle van het ventriculair antwoord  
 Vaardigheden:  

 
-Interpretatie van beelden en protocols  
 
-Nauwkeurige kennis van de blootstelling aan ioniserende stralen en van de stralendosis  
 
-Keuze van de meest aangepaste beeldvorming in de individuele patiënt  
 
 
 
a. Echocardiografie (transthoracale en transoesofagale echocardiografie): niveau C  
 
b. Stress echocardiografie: niveau A  
 
c. Nucleaire technieken: niveau A  
 
d. Cardiale CT: niveau A  
 
e. Cardiale MRI: niveau A  
 
4. Hartkatheterisatie  
 
a. Kennis van de nevenwerkingen van de contraststoffen en hun preventie  
 
b. Arteriële punctie: niveau C  
 
c. Verzorgen van een arteriële katheter, verzorging en bewaking van de punctieplaats na de procedure  
 
d. Rechter hart katheterisatie: niveau C  
 
e. Linker hart katheterisatie en coronarografie: niveau B  
 
Vaardigheden: interpretatie van drukcurven, debietmetingen, weerstandsmetingen en coronaire angiograms  
 
f. Percutane therapeutische interventies op de coronairen, hartkleppen en vaten, implantatie van intracardiale devices(occluder devices, hartkleppen...): niveau A  
 
5. Cardiovasculaire genetica  
 
a. Kennis en inzicht in de meest voorkomende genetisch overgedragen cardiovasculaire aandoeningen  
 
b. Kennis over genetische en moleculaire aspecten van atherosclerose, hartfalen en ritmestoornissen in het vooruitzicht van geïndividualiseerde therapie  
 
6. Klinische Farmacologie  
 
a. Kennis en beleidsvaardigheid in het toedienen van cardiovasculaire geneesmiddelen in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
b. Grondige kennis over de farmacologie van en antiaggregantia en anticoagulantia, trombolytica, ACE-I, ARB’s, aldosterone antagonisten, beta AR antagonisten, calcium antagonisten, antiaritmica, sinusknoopremmers, diuretica, lipiden verlagende medicatie, nitraten, vasodilatatoren, digitalis, inotropica, cardiotoxische medicaties en nieuwere  
 
cardiovasculaire medicaties  
 
c. Kennis over de interactie van cardiovasculaire medicaties  
 
7. Wetenschappelijke literatuur  
 
a. Kennis, inzicht en interpretatie van klinische cardiovasculaire studies, met inbegrip van de biostatistieke aspecten  
 
b. Kennis van de geldende richtlijnen en van “Evidence Based Medicine”  
 
8. Cardiovasculaire preventie en risicostratificatie  
 
a. Grondige kennis en beleidsvaardigheid in primaire en secundaire cardiovasculaire preventie  
 
b. Actieve bijdragen tot globale initiatieven om de cardiovasculaire ziekten te doen afnemen 
 
VLIR – Afstudeerrichting cardiologie – mei 2008  
 
c. De patiënt en de bevolking sensibiliseren voor het belang van cardiovasculaire preventie  
 
d. Benadrukken van de verbetering van de levenstijl voor de preventie van atherosclerose  
 
9. Arteriële hypertensie  
 
a. Kennis over de pathogenese van primaire en secundaire hypertensie  
 
b. Diagnose en behandeling van het spectrum van arteriële hypertensie in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
c. Opsporing en behandeling van orgaanaantasting door arteriële hypertensie  
 
10. Diabetes en het hart  
 
a. Preventie van diabetes mellitus en van toegenomen insulineresistentie (metabool syndroom)  
 
b. Diagnose en behandeling van cardiovasculaire verwikkelingen van diabetes mellitus  
 
c. Ervaring met multidisciplinaire benadering van diabetes patiënten  
 
11. Acute coronaire syndromen  
 
a. Kennis van de pathogenese van het ACS.  
 
b. Grondige kennis en beleidsvaardigheid van de diagnose en de behandeling van het ACS in overeenkomst met de geldende richtlijnen. Dit betreft het STEMI, het NSTEMI en de onstabiele angor pectoris  
 
c. De volgende beleidsvaardigheden worden verondersteld:  
 
-prehospitaal benadering van een patiënt met acute thoracale pijn,  
 
-diagnostiek, en vroegtijdige farmacotherapie van het ACS  
 
-reperfusiestrategie: toedienen van fibrinolyse, verwijzing voor primaire PTCA  
 
-diagnose en opvang van de cardiovasculaire verwikkelingen van het ACS en van de reperfusiebehandelingen  
 
-opsporen en behandelen van hartfalen en van residuele coronaire ischaemie.  
 
-risicostratificatie, opvolging en behandeling van de patiënten na een ACS  
 
12. Chronisch ischemisch hartlijden  
 
a. Kennis van de pathogenese van chronisch ischaemisch hartlijden  
 
b. Evaluatie, begeleiding en behandeling van coronaire patiënten overeenkomstig de geldende richtlijnen  
 
13. Primaire cardiomyopathieën  
 
a. Kennis van de pathogenese van de primaire cardiomyopathieën  
 
b. Diagnose, risicostratificatie en behandeling van restrictieve, hypertrofe en gedilateerde cardiomyopathieën  
 
c. Kennis van de genetische bepaling van bepaalde cardiomyopathieën, in stapelingsziekten, in toxische cardiale  
 
invloeden  
 
d. Samenwerking met genetisch geschoolde collegae voor de begeleiding en de raadgeving aan patiënten en hun familie  
 
14. Pericardiale aandoeningen  
 
a. Diagnose, evaluatie en behandeling van de fibrineuze, exsudatieve en constrictieve pericarditis.  
 
b. Verrichten van een diagnostische en evacuerende pericardiale punctie. Niveau B  
 
15. Cardiale tumoren  
 
a. Diagnose en evaluatie van primaire en secundaire tumoren van het hart  
 
16. Aangeboren hartaandoeningen bij kinderen en volwassenen  
 
a. Herkennen van eenvoudige, complexe een postoperatieve aangeboren hartaandoeningen in het vooruitzicht van een doorverwijzing naar een referentiecentrum  
 
b. Opvolgen van eenvoudige aangeboren hartaandoeningen (ASD, VSD, aandoening van de aortaklep, pulmonalisklep) in samenwerking met een referentiecentrum  
 
17. Zwangerschap en hartaandoeningen  
 
a. Kennis van de hemodynamische veranderingen en van de echocardiografische bevindingen bij zwangere vrouwen  
 
b. Kennis van het gebruik van cardiovasculaire medicatie bij zwangere vrouwen  
 
c. Raadgeving en begeleiding van vrouwen met een hartaandoening i.v.m. zwangerschap  
 
d. Begeleiding van een zwangerschap bij een vrouw met een hartaandoening in samenwerking met een referentiecentrum  
 
18. Aandoeningen van de hartkleppen  
 
a. Kennis van de pathogenese van de klepaandoeningen  
 
b. Klinische en echocardiografische omschrijving van aandoeningen van de hartkleppen, hun hemodynamische weerslag en hun verwikkelingen  
 
c. Grondige kennis van de operatieve indicaties in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
d. Klinische en echocardiografische beoordeling van heelkundig gecorrigeerde hartkleppen, bioprothesen, homogreffen en kunstkleppen  
 
e. Begeleiden en behandelen van patiënten met aandoeningen van natieve kleppen, vermaakte kleppen, bioprothesen,homogreffen en kunstkleppen  
 
19. Infectieuse endocarditis  
 
a. Grondige kennis over de preventie van endocarditis in overeenstemming met de geldende richtlijnen  
 
b. Verlenen van advies aan patiënten en andere zorgverleners i.v.m. met de preventie van endocarditis  
 
c. Diagnose, risicostratificatie en behandeling van een endocarditis in nauwe samenwerking met een cardiochirurgisch centrum  
 
20. Hartfalen  
 
a. Grondige kennis van de pathogenese van hartfalen  
 
b. Preventie van hartfalen bij patiënten met een aantasting van de hartfunctie  
 
c. Diagnose en differentiële diagnose van de symptomen van hartfalen  
 
d. Oppuntstelling van hartfalen met beeldvorming, inspanningstesten, opsporen van ritmestoornissen en andere verwikkelingen  
 
e. Behandeling van hartfalen in overeenstemming met de geldende richtlijnen. Deze behandeling houdt in:  
 
-farmacotherapie  
 
-aanpassing van dieet & levenstijl  
 
-opsporen van indicaties voor device behandeling (CRT, ICD) en cardiochirurgische correcties  
 
-verwijzing naar referentiecentra van potentiële kandidaten voor harttransplantatie  
 
f. Kennis van de multidisciplinaire benadering van patiënten met hartfalen  
 
21. Pulmonale hypertensie  
 
a. Kennis van oorzaken en pathogenese van pulmonale hypertensie  
 
b. Herkennen en documenteren van pulmonale hypertensie  
 
c. Behandelen en opvolgen van patiënten met ernstige pulmonale hypertensie in samenwerking met een referentiecentrum  
 
22. Cardiale revalidatie  
 
a. Kennis van de principes van revalidatie van hartpatiënten  
 
b. Kennis van de werking van een multidisciplinair cardiaal revalidatieprogramma  
 
c. Indicatiestelling voor multidisciplinaire cardiale revalidatie in het gebied van coronaire aandoeningen, hartfalen,  
 
perifeer arteriëel lijden  
 
23. Inspanningsfysiologie  
 
a. Verrichten en interpreteren van inspanningsproeven in een Bayesiaanse logica.Niveau C  
 
b. Integratie van beeldvorming met inspanningsproeven. Zie ook (1)  
 
c. Evaluatie van de inspanningstolerantie, verrichten en interpreteren van de analyse van ademhalingsgassen gedurende inspanning. Niveau B.  
 
24. Ritmestoornissen  
 
a. Grondige kennis van de pathogenese, het klinisch voorkomen en de elektrocardiografische diagnostiek van de verscheidene ritme-en geleidingstoornissen.   
 
b. Evaluatie van een patiënt met hartkloppingen  
 
c. Behandeling van een patiënt met ritme-en geleidingstoornissen volgens de geldende richtlijnen  
 
-farmacotherapie  
 
-elektrische en farmacologische reconversie. Niveau C.  
 
-indicatie voor pacemakerimplantatie, ICD implantatie  
 
-indicatie voor ablatietherapie  
 
-implantatie van een voorlopige pacemaker. Niveau C.  
 
-implanteren van een definitieve pacemaker. Niveau B.  
 
-opvolgen van patiënten met een pacemaker. Niveau C.  
 
-opvolgen van een patiënt met een interne cardiale defibrillator in samenwerking met een referentiecentrum.  
 
25. Voorkamerfibrillatie  
 
a. Kennis van de pathogenese van de verschillende vormen van voorkamerfibrillatie  
 
b. Cardiologische oppuntstelling van een patiënt met een VKF  
 
c. Behandeling van een patiënt met VKF  
 
• Preventie van tromboembolische complicaties  
 
• herstel van sinusaal ritme  
 
• controle van het ventriculair antwoord  
 

Na iedere stageperiode dient de ABC-vragenlijst ingevuld te worden.

 

Studiemateriaal
Handboek (Vereist) : The ESC textbook of Cardiovascular Medicine, A John Camm, Thomas F Lüscher and Patrick W Serruys, 3de, Oxford university press, 9780198784906, 2018
Handboek (Vereist) : The EACVI Textbook of Echocardiography, P Lancellotti, J Zamorana, G Habib and L Badano, 2de, Oxford university press, 9780198726012, 2017
Digitaal cursusmateriaal (Vereist) : Tijdschriften in het vakgebied
Bijkomende info

WERKVORMEN 

De doelstellingen worden overwegend in de praktijk verworven door: 
 
- multidisciplinaire stafvergaderingen  (1h/week) 
 
- stafvergaderingen cardiologie (1h/week) 
 
- medico-chirurgische stafvergaderingen (1h/week) 
 
- gezamelijke bespreking van gehospitaliseerde patienten (2h/week) 
 
- gevalsbespreking 
 
- zaalronde onder supervisie 
 
- bedside teaching 
 
- sessies voor technische vaardigheden (cfr supra) 
 
- consultatie cardiologie (en hypertensie) met supervisie 

 

Leerresultaten

Kennis

OLR 1: Heeft diepgaande medische kennis en inzicht verworven in het specialisme (M, W)

Inzicht

OLR 10: Baseert zich op wetenschappelijke kennis verkregen met behulp van klinisch wetenschappelijk onderzoek (W)

OLR 11: Is in staat om de aangeboden wetenschappelijke kennis kritisch te interpreteren, te analyseren en correct en duidelijk te rapporteren (W)

Attitudes

OLR 4: Kan correct en op een humane, empathische wijze communiceren met de patiënt en zijn of haar omgeving, met oog voor ethische, maatschappelijke en multiculturele aspecten (diversiteit) en binnen de relevante wettelijke regelgeving ©

OLR 19: Voldoet aan de algemene en specifieke eindtermen, eigen aan het specialisme, betreffende diagnostiek en ziektebeelden/aandoeningen (M, W)

Beoordelingsinformatie

De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Andere bepaalt 100% van het eindcijfer

Binnen de categorie Examen Andere dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Portfolio met een wegingsfactor 100 en aldus 100% van het totale eindcijfer.

    Toelichting: portfolio met functioneringsgesprekken en evaluatiegesprek aan het einde van het niveau expert (100%)

Aanvullende info mbt evaluatie

Functioneringsgesprek elke 3 maand (4x per jaar; 25% per evaluatie) 

PASS/FAIL evaluatie 

 

Toegestane onvoldoende
Kijk in het aanvullend OER van je faculteit na of een toegestane onvoldoende mogelijk is voor dit opleidingsonderdeel.

Academische context

Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Master in de specialistische geneeskunde: cardiologie