3 ECTS credits
90 u studietijd

Aanbieding 4 met studiegidsnummer 4022869DNW voor werkstudenten in het 1e semester met een inleidend master niveau.

Semester
1e semester
Inschrijving onder examencontract
Niet mogelijk
Beoordelingsvoet
Beoordeling (0 tot 20)
2e zittijd mogelijk
Ja
Inschrijvingsvereisten
Om dit opleidingsonderdeel te kunnen opnemen, moet je gelijktijdig het opleidingsonderdeel ‘Krachtige leeromgeving GDW’ opnemen of moet je reeds geslaagd zijn voor 'Krachtige leeromgeving GDW’.
Onderwijstaal
Nederlands
Faculteit
Multidisciplinair Instituut Lerarenopleiding
Verantwoordelijke vakgroep
Multidisciplinair Instituut Lerarenopleiding
Onderwijsteam
Ingeborg Plackle
Jef Carlier
Jo Tondeur (titularis)
Lies Vanerum
Katrien Van Roelen
Els Govaerts
Onderdelen en contacturen
10 contacturen Werkcolleges, practica en oefeningen
80 contacturen Zelfstudie en externe werkvormen
Inhoud

Leerlijn Beroepspraktijk 

De studenten voeren een participerende observatiestage en een miniles uit. 

  • In de participerende observatie observeren studenten de klaspraktijk van het vak PPW bij een mentor. In de mate van het mogelijke nemen de studenten actief deel aan deze lessen (volgens afspraak met de mentor). Het doel van de participerende observatiestage is een breed en genuanceerd beeld te vormen van de leeromgeving. Tijdens het observeren brengen de studenten daarom verschillende dimensies van de leeromgeving grondig in kaart (beginsituatie, lesopbouw, werkvormen, interactie etc.). De totale stageomvang bedraagt 4 uur participerende observatie voor vakdidactiek PPW en een eindgesprek met de mentor.  

  • De studenten voeren een miniles uit tijdens de werkcolleges vakdidactiek. Actieve deelname aan de miniles is verplicht om de stages in Vakdidactiek 2 te mogen aanvatten.  

Voor studenten met een LIO-statuut: In-service stage van 28 uren. Indien het opdrachtvolume tussen de 200 en 499 lesuren telt of indien de lesopdracht van de LIO-student niet of onvoldoende aansluit bij de vakdidactiek, wordt een bijkomende opdracht uit het reguliere traject gegeven. 

 

 

Leerlijn Vakdidactiek 

Binnen dit opleidingsonderdeel wordt er naast de situering van het vakdomein in het huidige Vlaamse onderwijs specifieke aandacht besteed aan het vertalen van vakspecifieke concepten en referentiekaders voor het creëren van een optimale krachtige leeromgeving. Dit betekent dat ze in groepen van maximum vier studenten samen curriculummaterialen (her)ontwerpen. De studenten leren hoe ze eindtermen, curriculumdossiers en leerplannen kunnen vertalen naar de praktijk, maar ook bv. hoe maatschappelijke en politieke discussies en nieuwe wetenschappelijke inzichten een impact (kunnen) hebben op hun klaspraktijk. 

De rode draad doorheen dit opleidingsonderdeel is de stapsgewijze vakspecifieke ondersteuning bij het ontwerp van een krachtige leeromgeving zodat deze kunnen uitgetest worden op het einde van dit opleidingsonderdeel. De studenten hebben de kans om een individuele mini-les te geven binnen het domein Gedragswetenschappen.

Studiemateriaal
Digitaal cursusmateriaal (Vereist) : Beschikbaar via Canvas.
Bijkomende info
  • Voor studenten van campussen Anderlecht, Diest en Leuven worden 9 contacturen ingericht. 81u worden gepresteerd als zelfstudie (m.i.v. stage).

  • Er wordt verwacht dat studenten alle lessen binnen dit opleidingsonderdeel bijwonen om zich maximaal op de praktijk te kunnen voorbereiden (professionele attitude).

  • Bijkomende info leerlijn stage: Stages kunnen plaatsvinden in academisch verlof dat niet samenvalt met schoolvakanties, blokweken en examenperiodes. Er wordt verwacht dat studenten de spreiden evenwichtig spreiden met oog op een optimaal leerrendement (cfr. stagehandleiding).

  • In dit opleidingsonderdeel wordt gewerkt aan een geïntegreerde set van competenties die nodig zijn voor het ontwerpen van een krachtige leeromgeving. In de stage wordt de integratie van de leerresultaten uit de andere leerlijnen en uit het opleidingsonderdeel Krachtige leeromgeving beoogd.

  • Als het eindcijfer voor de praktijk onvoldoende is, kan men niet slagen voor het opleidingsonderdeel, een tekort op praktijk kan slechts worden ingehaald in een volgende nuttige zittijd. De titularis kan in het geval van doorverwijzing naar de volgende nuttige zittijd toestaan dat de punten behouden blijven voor de reeds succesvol afgelegde onderdelen.

Leerresultaten

Algemene competenties

Opleidingsspecifieke leerresultaten

1, 2, 3, 7, 11, 12, 13, 14, 16, 20

Doelen

Leerlijn Beroepspraktijk

  1. De student geeft blijk van een open en leergierige ingesteldheid en een professionele attitude (m.i.v. planning/ voorbereiding van en communicatie over de stage en miniles). 

  2. De student gaat op een respectvolle manier en discreet om met informatie over de leerling/ student/ leerkrachten/ school/ begeleiders. 

  3. De student kan kritisch terugkijken naar de gegeven miniles en participerende observatiestage, erover reflecteren en eventueel een alternatief formuleren. 

  4. De student gaat constructief om met feedback op de voorbereiding en uitvoering van de miniles en kan aan peers onderbouwde feedback geven over hun minilessen. 

  5. De student kan de pedagogisch-didactische en vakdidactische referentiekaders, nodig voor het ontwerpen van een krachtige leeromgeving, verwerken in de voorbereiding van een miniles (m.i.v. gepaste leerdoelen formuleren en leermiddelen en leer- en evaluatieactiviteiten ontwerpen aansluitend op de beginsituatie van een leergroep). 

  6. De student kan een lesvoorbereiding voor een leergroep uitwerken, waarin beginsituatie, leerdoelen en leer- en evaluatieactiviteiten geëxpliciteerd en op elkaar afgestemd zijn. 

  7. De student kan aan de hand van pedagogisch-didactische en vakdidactische referentiekaders de geobserveerde onderwijspraktijk analyseren. 

  8. De student kan onderbouwde voorstellen formuleren om de diversiteit in een leergroep constructief te benutten in de onderwijspraktijk.  

  9. De student kan aan de hand van een instrumentarium voor breed observeren de verschillende kenmerken van de beginsituatie van een leergroep identificeren en in kaart brengen. 

Leerlijn Vakdidactiek 

  1. De student geeft blijk van een open en leergierige ingesteldheid en een professionele attitude.  
  2. De student kan een krachtige leeromgeving ontwerpen door gebruik te maken van vakdidactische begrippen, theorieën en evoluties van het onderwijs binnen het vakdomein.  
  3. De student kan de concepten van de 21st Century Skills en de principes van een krachtige leeromgeving voor het eigen vakdomein vertalen naar een concrete lesopbouw.  
  4. De student kan doelstellingen selecteren op basis van eindtermen en curriculumdossiers die betrekking hebben op het vakgebied (bv. Psychologie positioneren binnen de sleutelcompetenties).   
  5. Vertrekkend van de beginsituatie van leerlingen, kan de student doelstellingen m.b.t. het vakgebied concreet en operationeel formuleren.  
  6. De student kan een concrete en relevante probleemstelling formuleren en deze een centrale plek geven in de didactische lesopbouw.   
  7. De student kan leerinhouden kiezen, opdelen in leerstappen en koppelen aan geschikte werkvormen, en dat in een specifieke fysieke en/of digitale leeromgeving.  
  8. De student kan leerlingen de leerinhouden binnen de gedragswetenschappen actief laten ontdekken en verwerken door een zinvolle keuze van werkvormen, leermiddelen, en groeperingsvormen.   
  9. De student kan relevante en betrouwbare vakdidactische bronnen identificeren, consulteren en relateren met concrete doelstellingen met het oog op het ontwerpen van een krachtige leeromgeving voor het eigen vakgebied.  
  10. De student kan bij de leerinhouden van het vakdomein de leefwereld van de leerlingen betrekken.  
  11. De student kan de leerlingenkenmerken benutten om de autonome motivatie van de leerlingen te versterken, de nodige structuur te bieden, en betrokkenheid te vergroten.   
  12. De student kan bij het creëren van een krachtige leeromgeving de buitenwereld en buitenschoolse actoren betrekken (bv. via musea- en concertbezoeken, reizen, projecten, sprekers).  

 

Beoordelingsinformatie

De beoordeling bestaat uit volgende opdrachtcategorieën:
Examen Schriftelijk bepaalt 60% van het eindcijfer

Examen Praktijk bepaalt 20% van het eindcijfer

Examen Andere bepaalt 20% van het eindcijfer

Binnen de categorie Examen Schriftelijk dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Werkstuk met een wegingsfactor 60 en aldus 60% van het totale eindcijfer.

    Toelichting: Werkstuk met een wegingsfactor 60 en aldus 60% van het totale eindcijfer.

    Toelichting: De studenten werken een taak uit.

Binnen de categorie Examen Praktijk dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Participerende observatie met een wegingsfactor 20 en aldus 20% van het totale eindcijfer.

    Toelichting: Binnen de categorie Examen Praktijk dient men volgende opdrachten af te werken:

    Observatiestage met een wegingsfactor 20 en aldus 20% van het totale eindcijfer.
    Toelichting: De participerende observatiestage omvat de aanvraag van de stageplaats, de stageadministratie (stagecontract, stageplanning), de uitvoering van de participerende observatie met nabespreking en het opvolgingsverslag.

    Voor studenten met een LIO-statuut: De evaluatie van de in service stage gebeurt door de stagebegeleider of de LIO-begeleider o.b.v. stage-administratie, 2 exemplarisch uitgewerkte lesvoorbereidingen en ontwikkeld materiaal, feedback van de mentor en gesprek, etc.

Binnen de categorie Examen Andere dient men volgende opdrachten af te werken:

  • Miniles met een wegingsfactor 20 en aldus 20% van het totale eindcijfer.

    Toelichting: Binnen de categorie Examen Andere dient men volgende opdrachten af te werken:

    Miniles met een wegingsfactor 20 en aldus 20% van het totale eindcijfer.
    Toelichting: De studenten voeren een miniles uit buiten de examenperiode (december 2023) voor hun peers.

Aanvullende info mbt evaluatie

Aanvullende info mbt evaluatie 

Een student kan slechts slagen voor het opleidingsonderdeel als: 

 Hij/ zij heeft deelgenomen aan alle onderdelen van de evaluatie: het werkstuk, de observatiestage en de miniles. Er kan pas een eindcijfer worden berekend als voor al deze onderdelen een score werd behaald. Niet deelnemen aan één of meerdere onderdelen resulteert in de vermelding 'afwezig’ (afw). 

En als hij/zij voor elk onderdeel van de evaluatie (werkstuk, observatiestage en miniles) minstens 7/20 heeft behaald. Als voor minstens één van de onderdelen een score lager dan 7/20 werd behaald, is de toegekende eindscore gelijk aan het cijfer dat toegekend werd aan het laagst gescoorde examenonderdeel. 

Niet deelnemen aan of niet slagen voor de miniles of observatiestage resulteert in een remediëringstraject voor Vakdidactiek 2 (bindende voorwaarde om verder te gaan met de stage in de opleiding). 

Een tekort op de observatiestage kan slechts worden ingehaald in een volgende nuttige zittijd. De titularis kan in het geval van doorverwijzing naar de volgende nuttige zittijd toestaan dat de punten behouden blijven voor de reeds succesvol afgelegde onderdelen. 

Bij de evaluatieopdracht is het gebruik van generatieve AI toegestaan om te ondersteunen mits er op een verantwoordelijke en integere manier gewerkt wordt met deze AI-tools.  Elk gebruik van generatieve AI moet op een passende manier worden aangegeven (zie richtlijnen op Canvas)

 

Toegestane onvoldoende
Kijk in het aanvullend OER van je faculteit na of een toegestane onvoldoende mogelijk is voor dit opleidingsonderdeel.

Academische context

Deze aanbieding maakt deel uit van de volgende studieplannen:
Educatieve master in de gedragswetenschappen: agogische wetenschappen (120 ECTS, Etterbeek)
Educatieve master in de gedragswetenschappen: psychologie (120 ECTS, Etterbeek)
Educatieve master in de gedragswetenschappen: standaard traject (60 ECTS, Etterbeek)
Educatieve master in de gedragswetenschappen: standaard traject (60 ECTS, Anderlecht)